Op de pijp met... Cent Wageveld

Algemeen
Afbeelding
(Foto: )

Even pauze. Even op de pijp. Bakkie doen, praatje maken. Met en over bijzondere Westlanders. Westlanders met een verhaal. Over Westlandse waarden, en over heden, verleden en toekomst. Deze keer praten we met Cent Wageveld.

Tekst: Esdor van Elten / Foto: Ton van Zeijl

Niet iedereen krijgt zomaar een toneelstuk ‘cadeau’. Maar Cent Wageveld wel. In mei staat hij op de planken in zijn eigen jubileumvoorstelling ‘De belofte’ (Gouwe Handjes) in theater De Speld in Naaldwijk. “Toneel is een speeltuin voor grote mensen.” Cent woont met zijn vrouw Joke in Naaldwijk. Samen hebben ze twee kinderen.

Jij krijgt vast geregeld commentaar op je naam... 

Dat valt tegenwoordig wel mee hoor. Je hoort sowieso de gekste namen, deze is dan zo vreemd niet. Bovendien waren met vier neven allemaal vernoemd naar opa die is overleden. Vroeger werd er meer over gezegd. In het guldentijdperk werd het hele regiment muntstukken naar me gegooid. Met steeds dezelfde grappen terwijl iedereen denkt origineel te zijn. Mijn neef kon er niet tegen. Die sloeg erop. Dat werkte niet, leerde ik zo. Dus ik zat het gewoon maar uit.

Waar kom je vandaan? 

Ik ben een Naalukker. Altijd hier gewoond. Ik ben de oudste zoon en heb nog een zus. Mijn vader was vertegenwoordiger voor Van den Berg Zaden en ging op z’n brommer het hele Westland door. Zelf ben ik ook in die branche terecht gekomen. Na de Rehobothschool ging ik naar de detailhandelsschool in Den Haag, want mijn ouders dachten dat ik wel handelsgeest had. Het was geen succes. In die tijd was die school een beetje het afvoerputje van Den Haag. Daar zat je dan als ‘boertje uit het Westland’ tussen. Wel, if you can’t beat them, dan moet je ze joinen. Dus ik rommelde maar wat an. Het kwam voor dat op rapportenvergaderingen mijn naam genoemd werd en dat dan gevraagd werd ‘oh, zit die nog op school’? Ik ben dan ook zonder diploma van school gekomen en aan het werk gegaan bij hetzelfde bedrijf als mijn vader. Later heb ik wel in de avond tot en met VWO niveau doorgeleerd. Door de jaren heen heb ik bij verschillende zaadbedrijven gewerkt. Nu werk ik als ‘foundation seed processor’. Nee, geen professor. Onze afdeling is zeg maar de brug tussen de veredeling en de commercie. Wij vermeerderen oude en nieuwe ouderlijnen, die gebruikt worden voor zowel bestaande hybrideproducties als nieuwe ouderlijnen. Een ongoing proces wat het werken bij een zaadbedrijf zo leuk maakt.

Je bent in meerdere opzichten in de voetsporen van je vader getreden... 

Mijn vader was eveneens een enthousiast toneelspeler. Toen hij van Honselersdijk naar Naaldwijk verhuisde sloot hij zich aan bij het mannenkoor Cruijsbrouck en de Cruijsbrouck Toneelvereniging. Later ging hij bij Amicitia. Hij bereidde zijn rol altijd goed voor. Zat ie ‘s avonds in zijn stoel teksten te lispelen. Soms kreeg je rare antwoorden, als je iets vroeg, want dan zat ie met een tekst in zijn hoofd. Het grappige is dat ik precies hetzelfde doe. Ik kan soms hele dagen met teksten bezig zijn. Onder de douche, op de WC.

Goede voorbereiding is belangrijk... 

Ja. Door bezig te zijn met de dialogen ontdek je waar je hiaten zitten, en daar kun je dan aan werken. Naarmate ik ouder word merk ik dat er vaker wel een een blokje wit ontstaat. Dat ik even het woord niet kan vinden.


Hoe ben jij ooit begonnen? 

Dat was bij Jeugdsociëteit ‘t Tendum. Daar heb ik trouwens mijn vrouw Joke ontmoet. We maakten indertijd zelf cabaretprogramma’s. Naar aanleiding daarvan werd ik door Dick van Velden van De Plankeniers, gevraagd of ik niet bij die vereniging wilde komen. Net als altijd was er flink gebrek aan jonge mannen. Hij was net op tijd, want Rokagemto zat ook al achter me aan. Mijn eerste voorstelling bij De Plankeniers was wat we in de toneelwereld een ‘uitkoop’. Noemen. Kleine voorstellingen waarmee je geld ophaalt voor de vereniging. In mijn geval was dat de tweeacter De Erfenis voor de VVV van ’s -Gravenzande. Ik was ‘Billy’ en ik ging met een bos bloemen op bezoek bij een aap.

Ach, je moet klein beginnen...

Meestal begin je met iets kleins, voordat je in het ‘grote’ avondvullende stuk mag meespelen. In mijn geval was dat de rol van professor Doetkien in ‘Ik wil Mjoessof spreken’. Een stuk waarmee de draak wordt gestoken met de Russische bureaucratie. Dat was nog in de tijd van de Koude Oorlog hè.

Inmiddels heb je heel wat stukken achter de rug...

Ik ben de tel kwijt. Er zijn periodes geweest dat ik wat minder speelde, bijvoorbeeld toen ik avondschool deed. Bij de Plankeniers werd van je verwacht dat je betrokken was. In de aanloop naar een voorstelling vaak twee keer per week repeteren, en smoesjes werden niet geduld: “Ben je jarig? De repetitie duurt tot 22.00 uur dus dan kun je om half elf nog een borreltje drinken.” Tegenwoordig is dat, noodgedwongen, vaak anders. Mensen hebben gewoon veel meer te doen. Maar voor een voorstelling als ‘De Belofte’ repeteren we gewoon weer twee keer in de week hoor.

Welke stuk is je bijgebleven? 

We hebben zoveel leuke stukken gedaan. De Plankeniers spelen alleen bestaande stukken, maar wel heel gevarieerd. Dan weer komisch, dan weer serieus. Dat is soms lastig. Mensen verwachten van toneel het ‘lach of ik schiet’ gebeuren en zijn dan teleurgesteld: ‘ik vond je de vorige keer leuker’, hoor je dan. Maar ik vind juist de veelzijdigheid leuk. Mijn voorkeur ligt zeker bij het blijspel, maar een stuk als ‘Who’s afraid of Virginia Woolf, dat we in 2020 speelden, is ook echt een uitdaging. Ik heb genoten van ‘Heerlijk duurt het langst’ van Annie M.G. Schmidt, waarin we niet alleen toneel speelden maar ook zongen.

Improviseren ligt je ook wel... 

Improviseren is leuk! Met onze ‘Improloc’ (Improvisatie op Locatie) vrolijken we feestjes en bijeenkomsten op. Bijvoorbeeld als Riet en Geert, een typisch Westlands tuindersechtpaar, dat ik samen met Agnes van den Berg

doe. Onlangs was er een feest op Ockenburgh waarbij ik de bouwer van Villa Ockenburgh, ‘Jacob Westerbaen’ speelde. Het leuke van improvisatie is de interactie. Het ingespeeld raken op elkaar. Meestal lukt dat wel. Ik heb m’n bek wel bij me. En natuurlijk hebben we met de Plankeniers onze bekende sinterklaasoptredens. In mijn geval ‘Centerklaas’. Dat is ook improviseren. Maar het geeft zoveel plezier. In 2020 jaar konden we vanwege corona natuurlijk geen gewone bezoeken doen. Daarom zijn we met een ingerichte vrachtwagen door het Westland gegaan. Mensen kwamen dan even naar buiten om Sinterklaas te ontmoeten.


Is dat wat toneel leuk maakt? De interactie? 

De reactie van het publiek speelt een rol. Maar het leukste is denk ik dat je op het toneel alles kunt zijn; een burgemeester, een zwerver, een zakenman... Goed, slecht, ingetogen of overspelig. Je gaat nergens zoveel vreemd als op het toneel, zeggen ze bij ons. En iedereen ziet het ook nog. Eigenlijk is toneel een speeltuin voor grote mensen.

Hoe ziet jouw jubileumvoorstelling eruit? 

‘De Belofte’ gaat over een gefortuneerde gepensioneerde zakenman. Zijn vrouw overlijdt, maar spoort hem nog wel aan om niet stil te staan, maar gelukkig te worden met een andere vrouw. Het is een tragikomedie. Geen dijenkletser, maar toch met veel humor. Ik werk samen met een fantastische crew. Mijn medespeelsters zijn Hanneke van Baalen, Birgit Karreman, Nausikaä van Heukelom, Marijn van Baalen en Gerda van der Valk. Het stuk wordt geregisseerd door Maurice Wiedenhof uit Monster. Een nieuwe regisseur. Bij de Plankeniers werken we sinds het vertrek van Cor van der Ende altijd met wisselende regisseurs. Dat maakt het gevarieerd. We spelen twee avondvoorstellingen op 20 en 21 mei, en op 22 mei is er een matinee. (Kaarten verkrijgbaar via info@deplankeniers.nl)

En daarna is het mooi geweest? 

Welnee! Ik blijf dit nog wel een paar jaar doen. Toneelspelen is gewoon een leuke hobby en beslist niet oubollig. Het mooie is dat je samen met allerlei mensen; oud, jong, geleerd of niet, samen iets neerzet. Dat vind je niet veel bij andere hobby’s. Dus wie een uitdaging zoekt en een leuke tijd wil hebben; we kunnen altijd mensen gebruiken bij De Plankeniers. Ik heb veertig mooie jaren gehad en ga nog even door. Bovendien houdt het leren van rollen en teksten de geest ook soepel. Nee, een stop zit er zeker nog niet aan te komen!

Op de pijp met is naar een idee van Peter en Ton van Zeijl.