De stille helden mogen niet vergeten worden

Nieuws


Simon Koopman, wie kent hem niet? ‘Daar is de Simon Koopmanstraat naar vernoemd,’ zullen velen zeggen als ze de vraag krijgen wie dat is. Maar wanneer je dan vraagt wat hij gedaan heeft en waarom hij een plek op het monument heeft verdiend valt het vaak stil. Sommige weten nog te vertellen dat hij in het verzet heeft gezeten, maar zijn daden daarachter zijn vaak een groot vraagteken. Door Jade Boerdijk.
Ook valt het op dat van de vierentwintig namen alleen de naam Simon Koopman bijna bij iedereen bekend is en de rest van de namen zegt de mensen niet veel. Terwijl de andere personen zeker niet minder hebben gedaan dan Simon Koopman. Op het Oorlogsmonument van Wervershoof staan vierentwintig namen waarvan veertien geallieerde vliegers en tien verzetshelden. In dit verslag ga ik laten zien dat alle namen op het monument daar niet zomaar staan en ze die plek echt verdiend hebben.

Geallieerde vliegers

Op het monument staan vierentwintig namen waarvan veertien geallieerde vliegers die tijdens de bezettingsjaren in de omgeving van Wervershoof sneuvelden.
We beginnen bij de vier bovenste namen links en de twee bovenste namen rechts: W.C. Taffender, A.V.J. Hardcastle, R.S. Chisholm, A. Greensides, G. Burbridge en J.K.E. Horniman. Deze personen waren bemanningsleden van een op 13 juni 1941 neergeschoten Vickers Wellington bommenwerper op weg naar Duitsland. Hij werd ‘s nachts door een Duitse Jager neergeschoten.
Vlieger G. Ewen is op 26 juni 1942 verongelukt toen zijn vliegtuig op het land van Beemsterboer nabij de huidige Nieuwe Dijk neerstortte. De overige bemanningsleden hebben het incident overleefd.
G.E. Coombes, E.G.W. Lewis, J.A.J. Milne, N.S. Ball en D.C. Pritchard zijn op 28 augustus 1942 omgekomen bij een vliegtuigcrash met een bommenwerper op het weiland ten westen van de Bonstraat in Wervershoof.
Vlieger C.A. Brown maakte deel uit van de bemanning van een Lancaster die in de nacht van 15 op 16 februari 1944 is neergestort in het IJsselmeer. Enkele dagen na het incident is Brown aangespoeld bij Onderdijk.
De Australische vlieger H.S. Lister is evenals Brown omgekomen tijdens een vliegtuigcrash in het IJsselmeer (20 februari 1944).
De twee Broedersz

Wel op het monument staande maar niet in het rijtje van de andere helden horend is Gerardus (Gerrit) Broedersz (12-11-1916 - 22-6-1943). Hij was als beroepsmilitair bij het Koninklijk Nederlands-Indies leger in 1937 naar Nederlands-Indië gegaan. Gerrit Broedersz werd daar Kapelmeester van een Militaire Kapel. In oktober 1940 is hij daar met een inlands meisje getrouwd. Toen de Jappanners daarna Nederlands-Indië veroverden werd hij een Japanse krijgsgevangene. Hij werd tewerk gesteld met vele anderen bij de aanleg van de beruchte Birma spoorlijn, waar hij met vele anderen is omgekomen (De Birma spoorlijn, of ook wel de Dodenspoorlijn genoemd door de krijgsgevangenen, is een spoorlijn tussen Nong Pladuk in Thailand en Thanbyauzayat in Myanmar (Birma). De spoorlijn is 400 km lang en iedereen die overleed tijdens het werken werd naast de spoorlijn begraven)
Gerrit Broedersz was geen held in Wervershoof in die tijd, maar hij diende zijn vaderland in Nederlands-Indië en daarom staat hij op het monument. Hij heeft zijn plek volkomen verdiend.
Zijn familielid Antonius Gerardus (Antoon) Broedersz (13-6-1908 - 3-5-1945) diende ook zijn land, maar hij staat niet op het monument. Dat komt omdat hij al uit het bevolkingsregister van Wervershoof geschreven was wegens zijn vertrek naar Alkmaar. Antoon Broedersz was naar Alkmaar verhuisd en was daar instrumentmaker van beroep. Nadat hij had geweigerd gehoor te geven aan een oproep om voor de Duitsers te werken aan een kabellegging in Bergen is hij direct gearresteerd(25-2-1944). Daarna is hij op 9 maart naar het doorgangskamp in Amersfoort gebracht. Vanuit daar is hij naar het concentratiekamp Neuengamme gebracht(11-10-1944). Door zijn muzikaliteit wist hij de stemming erin te houden. Toen het einde van de oorlog naderde werden de gevangenen de Oostzee opgestuurd zonder eindbestemming. Antoon Broedersz zat aan boord van de ‘Caparona’. Een groot gebied van de Oostzee was al in de handen van de geallieerden. Er vloog een geallieerde bommenwerper als verkenner over de schepen en de Duitse gezagvoerder openende het vuur. Als reactie van de geallieerden werd de Caparona gebombardeerd. Toen ze erachter kwamen wie er op het schip zaten stuurden ze nog reddingsboten, maar van de 5000 gevangene zijn er maar 39 gered en Antoon zat hier niet bij.
Onderduikers

Cornelis (Kees) van Doorn (13-2-1923 - 12-4-1944) en Theodorus (Theo) Roozendaal (2-8-1915 - 31-8-1944) waren onderduikers in Wervershoof.
Cornelis van Doorn was onderduiker bij de familie Koopman op het einde van de Neuvel in Wervershoof omdat hij niet wilde werken voor de Duitsers. Hij had als schuilnaam: Kees Vink. Hij was afkomstig uit Utrecht waar hij werkte als ambtenaar bij de distributiedienst. Hij was van huis uit het gereformeerd. Hij was zich gaan interesseren voor de katholieke kerk, omdat hij leefde in een sterk katholieke gemeenschap. Op zondag 12 april 1944 deed hij zijn doopsel en communie in de Parochiekerk te Wervershoof. Hij werd aangenomen als lid van de kerk. Toen hij terug ging van de kerk werd hij opgewacht door een Duitse patrouille. Hij werd naar het gemeentehuis gebracht waar hij probeerde te vluchten. Als antwoord daarop werd hij in zijn rug neergestoken. Hij overleed vrijwel meteen daarna. Het was een echte anticlimax, het huis was feestelijk versierd voor de kerkgangers terwijl even later de dag in droefheid eindigde.
Theodorus (Theo) Roozendaal ging wel werken voor de Duitsers en werd tewerkgesteld in Duitsland. Tijdens zijn ziekteverlof terug uit Duitsland dook hij onder bij Fam. van Diepen in Ursem. Hij is daar in juni 1944 gearresteerd en overgebracht naar het Polizei Durchgangslager in Amersfoort. Hij heeft tijdens zijn gevangenschap van 10 tot 17 juli in de ziekenhuisbarak gelegen. Op 28 juli werd hij met ongeveer 270 andere gevangene op transport gesteld naar Halle-Merseburg in Duitsland. Theo Roozendaal zou in Espenhain bij Leipzig gewerkt hebben in een fabriek voor synthetische benzine. In augustus 1944 is hij ter beschikking gesteld van de Gestapo. Dat hield in een overbrenging naar een concentratiekamp of terechtstelling. Er wordt aangenomen dat hij geëxecuteerd is.
Op 26 mei 1988 heeft mevr. Roozendaal-de Boer namens de familie Roozendaal verzocht de naam van Theodorus (Theo) Roozendaal op het oorlogsgedenkteken te plaatsen. In antwoord op het verzoek is de naam op 20 december 1988 alsnog aan de gedenksteen toegevoegd.
Waarom Theo Roozendaal niet eerder op het monument geplaatst is is onduidelijk. Uit het archief blijkt dat burgermeester Raat bepaalde wie erop kwamen. Er was een lijstje gemaakt met namen die op het gedenkteken geplaatst moesten worden. Achter de namen Piet Pronk en Theo Roozendaal stond een vraagteken, dat scheen te zijn omdat beiden vermist waren en over hun overlijden geen gegevens bekend waren.
Vlak voordat het monument geplaatst werd, werd officieel bekend dat Piet Pronk bezweken was in een Duits concentratie kamp. Dat is de reden dat hij nog snel toegevoegd werd. Het overlijden van Theo Roozendaal werd in 1958 bekend gemaakt en aangezien de burgermeester in 1957 het ambt had beëindigt kan dat een reden zijn dat de naam van Theo Roozendaal op het gedenkteken is weggelaten.
Landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers

Petrus (Piet) Pronk (8-11-1920 - 12-5-1945), Johannes (Jan) Langedijk (7-5-1902 - 8-3-1945), Johannes (Jan) Lodder (27-3-1918 - 8-3-1945) en Petrus (Piet) Stokhof (15-4-1908 - 8-3-1945) woonden in de eerste drie woningbouwhuizen aan De Zeeweg langs de dijk.
Jan Langedijk was leider van de plaatselijke L.O. (Landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers). Jan Langedijk is naar Wervershoof gekomen in 1928 om werk te vinden, hij werd timmerman. Hij heeft ook als bouwvakker gewerkt aan onder andere de kerk in Onderdijk. Hij werd gezien als iemand met gezag, hij was vriendelijk, maar enigzins een strenge man, ervaren, sociaal, eerlijk en rechtvaardig. Hij wist waar hij voor stond en men wist wat ze aan hem hadden. Zo kwam hij ook in het verzet. hij zag het als zijn plicht. Samen met Nico Akkerman richtte hij de LO op in Wervershoof. Van zijn beroep was hij verzekeringsagent geworden en dit zorgde ervoor dat hij altijd bij iedereen kon binnen stappen. Jan Langedijk regelde onderduik adressen en er werden illegale berichten bij hem getypt. Hij heeft zelf ook soms ondergedoken gezeten bij Piet Bakker in het Kagerbos. Later was het veiliger als het hele gezin ging onderduiken. Ze gingen naar familie of vrienden toe onderduiken.
‘Het saboteren van de Duitse Verordeningen werd hem een levenstaak. Zijn Friese aard verloochende zich niet. Fanatiek en fel stevende hij op zijn doel,’ de LO over Jan Langedijk.
Jan Lodder was Wachtmeester der Marechaussee in Wervershoof en werkte nauw samen met Jan Langedijk in de L.O. Later werd hij ook erg actief bij de Binnenlandse Strijdkrachten (BS in 1944): Deze strijdkrachten waren betrokken bij wapendroppings en bij wapentransporten. Door Jan Lodder werd het illegale krantje ‘Pijpje Drop’ gedrukt bij de familie Langedijk. Hij gaf instructies in wapentheorie in zijn woning en op de besneeuwde velden simuleerde hij schietoefeningen om de verzetsmensen weerbaar te maken. Ook bracht hij de jongens grondbeginselen van het tirailleren, een speciale gevechtstechniek, bij. Velen mensen van het verzet volgde zijn theorie en praktijk lessen.
Piet Stokhof, in de illegale wereld bekend als Piet Slof, was onderduiker bij Jan Langedijk en later bij Jan Lodder. Hij was in 1940 onderofficier bij het Korps Mariniers en was pas terug van een diensperiode in Nederlands-Indië toen hij bij de verdediging van Rotterdam werd ingezet. In Rotterdam werd hij in zijn longen geschoten en na een jaar verpleegd te zijn is hij als marinier afgekeurd. Hij werd in Groningen als brugwachter aangesteld, maar toen de beroepsmilitairen zich voor krijgsgevangeschap moesten melden is hij ondergedoken. Zo kwam hij bij Jan Langedijk en Jan Lodder terecht. Piet Stokhof werd volop actief in het verzet en was een grote steun voor Langedijk en Lodder. Hij maakte zich nuttig als koerier en later maakte hij deel uit van de leiding. Later werd hij Directeur-Instructeur van de Binnenlandse Strijdkrachten.
Petrus (Piet) Pronk was samen met zijn broer Arie Pronk lid van LO. Dat kwam vooral door de vaderlandslievende buren Jan Langedijk, Jan Lodder en Piet Stokhof. Piet en Arie Pronk waren koerier bij illegaliteit, ze brachten illegale bladen zoals ‘De wacht’ en ‘Pijpje Drop’ rond. Ze brachten de bonkaarten langs bij de onderduikers en begeleiden onderduikers naar de opgegeven adressen. Ook alarmeerden ze de onderduikers als er gevaar was.
P.J. (Johnnie) Huijbrecht (28-12-1909 - 8-3-1945), beter bekend als Jan van Laar, was ondergedoken bij Simon Tensen en Geertje Dam in Wervershoof. Hij dook onder om bescherming te vinden tegen de Duitse onderdrukkersmethode. Johnnie Huibrecht was een flinke kerel en was steeds bereid werk uit handen te nemen, zelfs huishoudelijke bezigheden. Hij werd lid van de Binnenlandse Strijdkrachten onder leiding van J. Lodder en P. Stokhof en hij volgde ook de lessen in wapentheorie en praktijk van Jan Lodder. Verder hielp hij ook mee met het drukken van het illegale krantje ‘Pijpje Drop’ en de overige illegale berichtgeving. Geen moeite was voor hem te groot om het Vaderland van dienst te kunnen zijn en zijn landgenoten te kunnen bevrijden van de Duitse overheersing.
"Vrij moesten we kunnen leven en die vrijdheid moest tegen elke prijs worden bevochten, al zou dat het eigen leven moeten kosten", aldus Johnnie Huibrecht.
Nicolaas (Nico) Akkerman (25-4-1905 - 8-3-1945) was hoofdonderwijzer van het openbare schooltje aan de Lagedijk. Als hoofd van de plaatselijke LO zat hij zodanig ook hoger in de regionale verzetsorganisatie. Van zijn verzetsactiviteiten is niets te vinden.
Simon Koopman (6-9-1919 - 3-2-1945) was een tuinderszoon en werkte bij zijn vader op het land. Hij is in het verzet terecht gekomen door Nico Akkerman. Simon Koopman plaatste onderduikers bij particulieren, voorzag ze van bonkaarten en een geldig persoonsbewijs. Zo kwam hij ook met de Knokploeg van West-Friesland in aanmerking in verband door overvallen die gepleegd werden op distributiekantoren. Hier was de Landelijke Knokploeg ook voor opgericht: voor overvallen op distributiekantoren en Duitse voedselopslagen. Overal werden plaatselijke Knokploegen opgericht. Ook waarschuwde Simon Koopman als er gevaar dreigde, bracht hij geld bijeen om de gezinnen die achterbleven te verzorgen en hij moest geschikte krachten selecteren voor de nog op te richten Binnenlandse Strijders in 1944. Hij deed dit alles met een groot gevoel voor idealisme en dat werkte stimulerend op zijn andere vrienden in het verzet.
Razzia 25 januari 1945

Duitse overvalwagens verschenen in de vroege morgen in het dorp en hadden het duidelijk voorzien op de woningen van de verzetsmensen. Jan Langedijk werd in de overvalwagen afgevoerd, Jan Lodder werd fietsend bij de Nieuwstraat opgepakt en Johnnie Huibrecht werd bij Jan Lodder opgepakt. Bij de familie Pronk hebben ze geen overval gedaan.
‘Ik zei tegen Langedijk: ‘Pak je fiets, neem je verzekeringsboekje mee, blijf zo rustig mogelijk en fiets weg!’ Ik zag dat Langedijk van angst en ontzetting volkomen van de kaart was. Hij is inderdaad het huis uitgelopen en ... ja, ik heb hem nooit weer gezien.’ vertelt Hovenga die getuige was deze dag.
Piet Stokhof wist die morgen aan de arrestatie te ontkomen, doordat ze Klaas Schoenmaker (iemand die ook actief was in het verzet) aanzagen voor Piet Stokhof. Piet Stokhof zocht meteen contact op met de knokploeg van West-Friesland om de gearresteerden meteen weer te bevrijden. Toen hij die middag terugkwam om degene die achtergebleven waren op de hoogte te stellen van de bevrijdingsactie, waren de Duitsers daar opnieuw. Hij vluchtte en verstopte zich onder een schuurtje en later probeerde hij over het ijs weg te komen. Hij zakte echter door het ijs en werd alsnog opgepakt.
De arrestanten werden verzameld op de Dorpstraat en werden daarna afgevoerd naar Medemblik. Na het verblijf in Medemblik zijn ze naar Alkmaar overgebracht en ook na een kort verblijf daar zijn ze naar Amsterdam in de gevangenis op de Weteringschans overgebracht.
Nico Akkerman werd ook gezocht op 25 januari, maar was niet te vinden en is daardoor aan de eerste razzia ontsnapt. Ondanks deze gebeurtenis bleef hij zich toch vrij bewegen en dook niet onder. Bij de razzia van 3 februari 1945 moest hij zich verschuilen in een schuilruimte boven de hal van de school. Door domme pech trapte iemand door het plafond op het moment dat de Duitsers daar stonden. Nico Akkerman werd toen gearresteerd en hij kwam ook terecht in de gevangenis aan de Weteringschans.
Piet Pronk was op zijn werk toen hij hoorde van de arrestatieberichten. Hij dacht dat ze hem niet moesten hebben, maar later die middag werd ook hij gearresteerd en meegenomen. Zijn broer Arie was tijdig weg. 12 februari is hij naar het Huis van bewaring gebracht in Amsterdam aan de Weteringschans. Daarna is hij van concentratiekamp naar concentratiekamp gegaan en hij eindigde in kamp Wöbbelin in Ludwiglust. Op 2 mei 1945 is dit kamp door Amerikaanse troepen bevrijd. Piet Pronk was ook bevrijd en is daarna doodziek opgenomen in het Reserve Lazaret te Lübtheen, Mecklenburg. Hij was te uitgeput van alle ellende dat er geen redding meer voor hem bestond. Hij overleed op 12 mei 1945.
Ook Simon Koopman wist aan zijn arrestatie op 25 januari te ontkomen. Dat kwam omdat hij naar de Maaslinie was gegaan om het Engelse leger te bereiken, maar dit lukte niet. Hij ging naar de Maaslinie omdat Simon al eens eerder in de handen van de Duitsers terecht was gekomen, maar wist toen te vluchten. Meteen daarna stuurde hij zijn gezin het huis uit voor de veiligheid. Simon Koopman, de Zwarte Broeder genoemd door de Duitsers, was op verschillende plaatsen in het dorp ondergedoken. 3 februari 1945 kwamen de Duitsers op bezoek bij fam. Koopman, maar Simon Koopman was er niet. Simon Koopman was op dat moment op weg naar Andijk en reed langs het huis en wilde tabak halen en even gedag zeggen.
Hij zag de Duitse wachters te laat en werd in een poging om weg te komen neergeschoten in zijn rug. Simon Koopman stierf in de armen van zijn moeder.
‘Liever als een held te sterven dan als een slecht mens te leven,’ waren waarschijnlijk zijn laatste woorden.
Na de oorlog is gebleken dat de razzia van 25 januari het gevolg is geweest van verraad. De daders zijn in juni 1945 opgepakt op grond van de Duitse W. Fischer (vanaf november 1944 Ortskommendant van het garnizoen in Medemblik). Wie de daders waren is niet bekend uit de informatie die ik heb gekregen.
De vergissing

Op 6 maart 1945 werd er een aanslag gepleegd door degene van het verzet die nog niet waren opgepakt om een Duitse vrachtauto te bemachtigen om vlees te vervoeren. Maar het was de auto van de Höhere SS-und Polizeiführer Rauter (de hoogste bevelhebber van de Duitse politie in Nederland) die werd aangevallen in plaats van de vrachtauto, een domme fout. De chauffeur en de mede-inzittenden kwamen om het leven en Rauter raakte zwaargewond. De wraak van de Duitsers was verschrikkelijk: op 8 maart werden 117 oorlogsgevangenen uit verschillende gevangenissen op de plaats van de aanslag geëxecuteerd. Daarna volgen er nog 53 executies in Amsterdam, 6 in Utrecht, 38 in Den Haag en 49 in Amersfoort. Dit waren samen 263 slachtoffers, dit maakt het ook meteen de grootste massa-executie van de Tweede Wereldoorlog.
Deze gebeurtenis is ook Jan Langedijk, Nico Akkerman, Jan Lodder, Piet Stokhof en Johnnie Huibrecht noodlottig geworden. Zij werden ook op 8 maart als slachtoffer aangewezen en werden per vrachtwagen naar het buurtschap Rozenoord gebracht, waar zij drie aan drie geboeid tegen de Amsteldijk in Amsterdam standrechtelijk gefusilleerd werden.
Als afsluiting wil ik zeggen dat ik hoop dat ik deze bijzondere mensen voor iedereen weer een gezicht heb kunnen geven en dat zij nooit vergeten mogen worden.
Nawoord

Als eerste wil ik natuurlijk iedereen bedanken die mij heeft geholpen om van de oorlogslachtoffers een duidelijk beeld te krijgen. Vooral mijn grootste dank aan George Koopman (neef van Simon Koopman) voor het leuke gesprek, de thee en het koekje. Door George maakte ik een grote stap in mijn onderzoek. Ook wil ik Stichting Oud Wervershoof bedanken voor het lenen van de documenten uit het archief. Natuurlijk ook alle andere mensen die me geholpen hebben.
Wat erg opvallend was tijdens mijn onderzoek was dat heel veel mensen niets van deze personen wisten en dan heb ik het zelfs ook over de familieleden. Daar keek ik erg van op. Dat kwam omdat er nooit over gesproken werd, maar je zou denken dat zo’n gebeurtenis juist uitgebreid besproken wordt. Ik sprak ook een ver familielid van meneer Roozendaal en die vond het heel interessant dat ik dit onderzoek ging doen, omdat hij ook niets wist. Hij wilde het dan ook graag horen als ik informatie had weten te vinden. Toen ik mijn informatie naar hem toestuurde vond hij dit ook heel erg interessant. Ik hoop dan ook dat ik meerdere mensen blij kan maken met mijn onderzoek.