Column Marcel van Stigt: Een barse kapitein

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

In Landsmeer wachtte ik netjes voor een zebrapad om een sliert schoolkinderen veilig te laten oversteken. Want zo ben ik. Met de armen over elkaar achterover leunend dacht ik automatisch terug aan mijn eigen schooltijd.

Na de lagere school en een verloren jaar op het toenmalige Waterlant College in Amsterdam-Noord – ‘Uw zoon kan het heus wel, mevrouw Van Stigt, als hij maar meer zijn best deed’-  kwam ik een niveau lager terecht op de toenmalige Katholieke Mavo in hetzelfde stadsdeel. 

Een mooie tijd, alleen al vanwege de drie nonnen die daar aan het bewind stonden. Ja ja, het is lang geleden. 

Mijn klassenlerares was een truttige, flink uitgedijde juf - een oude vrijster, zoals dat vroeger heette - die de leerlingen als kleutertjes behandelde. En dat terwijl je als tiener nu juist voor vol wilde worden aangezien. Dat ging helaas geheel aan haar voorbij.

Ze gaf Nederlands, Engels en muziekles. Van dat laatste kan ik nog wel eens ‘s nachts met een angstige schreeuw wakker schrikken. De klas werd ingewijd in de geheimen van... de blokfluit. Van mij hadden het best geheimen mogen blijven. 

We studeerden kleuterwijsjes in en moesten thuis goed oefenen. Dat kon je ook maar beter doen, want bij de eerstvolgende muziekles pikte ze er onverbiddelijk enkele kinderen uit om staand naast haar lessenaar een stukje voor te spelen. Wie stond te schutteren, was zwaar de sigaar en moest de eerstvolgende les door dezelfde hel. 

Voor de meisjes was het allemaal wel te doen, maar bij de jongens lag het een stuk gevoeliger. Wij vonden de blokfluit net niet stoer genoeg. En tot overmaat van ramp werd je tijdens je voordracht geacht te zwieren en zeer blij te kijken. Zie je het voor je? Nou, ik nog steeds niet. 

De Nederlandse les was ook niet altijd even leuk. Een vast onderdeel was klassikaal voorlezen. De personages die in de boeken voorkwamen moesten natuurgetrouw worden vertolkt.

Ze wees elke les een paar kinderen aan. Wegduiken had geen zin. Ik kreeg een keer de rol van kapitein toebedeeld. En niet zomaar een kapitein. Nee, volgens het boek was een zeer barse kapitein en zo moest hij ook klinken.

Dat zag ik allerminst zitten. Ik wilde mezelf niet voor gek zetten. Bovendien liet mijn toen nog hoge stemgeluid een dergelijke vertolking sowieso niet toe. En dus zette ik stoïcijns mijn eigen stemgeluid op en dat hield ik stug vol. 

De eerste twee beurten kwam ik er nog mee weg, maar bij de derde keer werd de lerares een beetje pissig. Ze benadrukte dat ik als een bàrse kapitein moest klinken. Ik vertikte het opnieuw.

En toen had ze er genoeg van. “Marcel”, beet ze me toe, “Ik wijs iemand anders aan. Jij mag GEEN barse kapitein meer zijn!” Ze snoof een paar keer vergenoegd en keek me aan met een blik van: zo, jou heb ik even mooi te pakken.

Voor de vorm toverde ik een teleurgestelde, zelfs verslagen uitdrukking op mijn gezicht. En toen de aandacht van de klas weer naar het verhaal uitging, liet ik zachtjes een kolossale, langgerekte zucht van verlichting ontsnappen.