Beer Wentink, de ‘eeuwige’ Roodbroek (2)

Oranje
RCH landskampioen met schoonvader Gé Lasschuit
RCH landskampioen met schoonvader Gé Lasschuit (Foto: Archief)

HAARLEM - Dit is deel 2 van het verhaal over Beer Wentink, liefkozend ‘Beertje’ genoemd. Hij speelde 524 duels voor de Roodbroeken. Deel 2 begint waar deel 1 eindigde: met Beers herinneringen aan zijn schoonvader Gé Lasschuit, die als voorstopper in 1953 met RCH landskampioen werd en uitkwam voor het tweede elftal van Oranje, het Zwaluwenelftal. Gé’s vader Henk heeft hoogstwaarschijnlijk bij MSV Duisburg gespeeld. Navraag bij de club leverde helaas geen direct bewijs op.

Willem Brand


Het Zwaluwenelftal

Beer: “In de naoorlogse tijd had je behalve het landenteam ook een Zwaluwenelftal, zeg maar het tweede Oranje. Daarin speelde Gé voorstopper. Hij speelde toen bij EDO. Teamgenoot Henkie van der Linden (ook EDO), die een kroeg had op de Botermarkt, en nog wat andere spelers namen het niet zo nauw met de wet. Mijn schoonvader vertelde dat die jongens als het Zwaluwenelftal in België moesten spelen soms de spelersbus gebruikten om clandestiene waar naar Nederland te smokkelen. Hij voelde zich hierdoor genaaid. Door dit akkevietje zijn hij, kepper Wille en Henk Schijvenaar naar RCH gegaan. Toen ik gestopt was met betaald voetbal heb ik in de amateurs van HFC Haarlem nog samen met mijn schoonvader gespeeld.”

‘Moffie’ Lasschuit

De voetbalgenen had Gé Lasschuit van zijn vader Henk die in de jaren voor WOI zo goed als zeker bij MSV Duisburg speelde. Beer: “Ans heeft nog een stamboom van haar familie gemaakt. Hendrik geboren in 1890, stond te boek als tuinder, grondwerker én voetballer. Hij is rond 1910 als vrijgezel naar Duisburg gegaan om daar te werken en te voetballen. In 1912 is hij er met Jannetje de Waal getrouwd. Daar werden ook de kinderen Johannes in 1913, Margaretha in 1914 en Cornelis in 1915 geboren.”

Halverwege WOI keerde het gezin terug naar Haarlem. In het neutrale Nederland schreeuwde men om arbeidskrachten. Zo had de schoenenfabriek Larsen in Amsterdam een paar honderd gevluchte Belgen aangenomen. Overigens was de helft van de productie militaire schoenen. In 1916 werd Rika geboren, twee jaar later gevolgd door Hendrik. Beers schoonvader, de jongste, kwam in 1923 in Duisburg als Gerard Nicolaus ter wereld. In de jaren dertig toen Hitler aan de macht was, keerde het gezin definitief terug naar Haarlem.

In Haarlem werd Gé, door zijn Duitse tongval, soms voor “Moffie Lasschuit” uitgescholden. Kinderen nemen het niet zo nauw. Beer: “Mijn schoonmoeder weet nagenoeg niets van die periode. Zij leerde hem pas in 1946 kennen. Gé was tegenover haar zeer terughoudend over de oorlogsjaren. Een grote tragedie was de dood van zijn broer Johannes, die op 31-jarige leeftijd in december 1944 in concentratiekamp Neuengamme na mishandeling is overleden. We weten dat Johannes op 17 juli voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland moest.”

Cruijff, Keizer en Moulijn

Net als zijn schoonvader was Beer een verdediger, maar geen ouderwetse die op zijn eigen helft bleef staan als de bal over de middenlijn was. Fan Alain Timmers (64), die de Roodbroeken tijdens Haarlem’s mooiste periode (1966-1978) vaak thuis zag spelen: “Beer was een gentleman-verdediger. Nooit gemeen en zijn haar altijd netjes in een scheiding. Beer was een heer.”

Beer: “Alleen maar een mannetje bewaken was niks voor mij. Ik kreeg van de trainers de vrijheid om mee naar voren te gaan.” Op zijn 19de kwam hij toen HFC Haarlem nog in de tweede divisie speelde in het eerste, dat was in het seizoen 1962/’63. Hij begon met Gerrit Peijs op het middenveld, maar belandde al gauw op zijn stek, die van rechtsback. Vanuit die positie scoorde hij het respectabele aantal van 36 goals en gaf nog veel meer assists. Op 31 oktober 1976 scoorde Beer uit tegen Roda zijn mooiste, een pegel onderkant lat. Beer: ”Mijn kinderen zagen me op tv juichend achter het doel lopen. Zeiden ze: wat was jij uitsloverig.”

Collega Gerrit Peijs

Teamgenoot Gerrit Peijs zet gentleman Beer toch in een iets ander licht: “Hij kwam over als een minzame en vriendelijke man, maar hij kon onverwacht hard uit de hoek komen. Als er een nieuwe speler kwam, was Beer er een grootmeester in om die flink aan te pakken. Ik weet nog dat Beer Big John Metgod, de bijnaam is van Barry Hughes, met een lachend gezicht een rotschop gaf. Ik zie Metgod nog huilend tegen een doelpaal staan. Hughes sloeg een arm om hem heen. en zei: Jongen, het komt wel goed.”

Eén van Beers naar eigen zeggen mooiste wedstrijden was in een volle Kuip tegen Feyenoord. Beer: “Ze konden in de laatste wedstrijd van het seizoen ’70-’71 kampioen worden. Vlak voor tijd bij de stand 2-1 schoten we tegen de paal.” Tegen het Ajax uit die periode was haast niet te voetballen. “Het probleem was dat je niet aan de bal kwam. Cruijff zocht de plekken waar wat te doen was. Hij had tien minuten nodig, zag hij geen mogelijkheden, dan ging ie het spel veranderen.”

Slimme speler

Gerrit Peijs: “Beer was een slimme speler en kende zijn tegenstanders altijd perfect. Tegen Coen Moulijn speelde hij beter dan tegen Piet Keizer. Coentje ging altijd buitenom en daar stelde Beer zich op in. Coen was snel op de eerste meters.” Maar werd de bal diep gegeven, dan haalde Beer hem in vertelt Peijs.

“Keizer was onberekenbaar, daar had elke back moeite mee. Beer kon ook heel goed met de scheids overweg. Dan legde hij een arm op diens schouder. Ik was een opgewonden standje en ik kon nog weleens tekeer gaan tegen een scheidsrechter. Maar dat was ook om de ploeg op te jutten.”

Volgende week in de EK-special het derde en laatste deel van deze serie.

Het logo van H.F.C. Haarlem.
Beer in actie tegen Peter Ressel van Feyenoord.