Het Weeshuis, markant monument in Oostzaan

Algemeen
Het Weeshuis.
Het Weeshuis. (Foto: Archief Waterland)

OOSTZAAN - Veel dorpen en steden hadden vroeger een huis voor weeskinderen. Het grote, witte gebouw aan het Zuideinde 36 was het weeshuis van Oostzaan. Op de voorkant staat het Romeinse getal MDCLXXXXV (1695). In dat jaar was de bouw van het grote huis klaar en werd het een buitenhuis van een rijke dame. Pas in 1774 is het gebouw als weeshuis in gebruik genomen.

Het bijgebouw aan de noordzijde is gebouwd in 1713. Waarom en waarvoor dit gebouwtje is gebouwd, is niet bekend. Boven de deur staan twee beeldjes. Zij stellen een weesjongen en weesmeisje in weeskleren voor. Tussen hen staat het wapen van Oostzaan. Het meisje houdt een blad papier in haar hand en daar staat op geschreven: ‘Wij vertrekken met dankbaarheid’.

Het weeshuis is tot 1998 eigendom geweest van de Nederlandse Hervormde Kerk. In dat jaar werd het kolossale gebouw door een particulier gekocht en is er vervolgens een prachtig woonhuis van gemaakt.

De weeskinderen

Weeskinderen werden alleen in het weeshuis toegelaten als zij jonger dan 16 jaar waren en in Oostzaan waren geboren. Zij moesten het weeshuis verlaten wanneer de leeftijd van 21 jaar werd bereikt. De meisjes oefenden in handwerken en huishoudelijke bezigheden om ‘aldus zooveel mogelijk tot bekwame en geschikte linnen- en wollennaaisters of dienstboden te worden opgeleid’. De weesjongens werden bij ‘geschikte werkbazen’ gebracht om ‘nuttige ambachten en handwerken aan te leeren’.

Dagelijks leven

Elke zaterdagavond moesten de wezen zich goed wassen. Dit gebeurde in een schuur achter op het erf in een bak met warm water. Als een wees iets stouts had gedaan, moest hij of zij op het matje komen. Zij moesten dan beloven dat zij nooit meer stout zouden zijn. Als straf moest de wees bijvoorbeeld 14 dagen de aardappels schillen. Het dagelijkse leven was een sleur. Naast school, werken en verplicht naar de kerk gaan, was er verder niet veel. Feestdagen werden bijna nooit gevierd en maar heel af en toe mocht een wees een keer op bezoek naar familie. In 1860 woonden er 25 kinderen in het huis. Daarna zijn er nooit meer zoveel geweest. Na 1890 kwam hun aantal niet boven de 10 uit. In 1930 waren er zelfs helemaal geen wezen meer in het weeshuis.

De pleegouders

De regenten waren de bestuurders van het weeshuis, maar de weesvader en de weesmoeder waren de pleegouders. De weeskinderen waren verplicht hen vader en moeder te noemen. Na de Tweede Wereldoorlog (1940 - 1945), toen er geen wezen meer in het huis waren en dus ook geen pleegouders, heeft het gebouw dienst gedaan als een gemeenschapscentrum. Er was altijd veel onderhoud te doen voor het beheerdersechtpaar. Zij woonden in het huis en moesten er namens de kerk voor zorgen dat het huis goed werd onderhouden.

Ook regelden zij de verhuur van het bijgebouw. Daar waren de vijf kamertjes in 1971 uitgebroken, zodat er een grote ruimte voor bijvoorbeeld verenigingsactiviteiten was ontstaan. Een rondje ramenlappen betekende voor de beheerders wel 381 ruitjes schoonmaken.

Het bestuur

Het weeshuis werd bestuurd door vijf regenten en vier regentessen, die allemaal lid moesten zijn van de Hervormde Kerk. Als men voor het gebouw staat dan was geheel links de kamer van de regenten en geheel rechts de kamer van de regentessen. De mannen werden voor een periode van vijf jaar benoemd en de vrouwen werden voor een periode van vier jaar benoemd. Herbenoeming was mogelijk. De regenten vergaderden eenmaal in de 14 dagen op zaterdagavond. De regentessen vergaderden minstens zes keer per jaar op een dinsdagmiddag. In de maand april kwam het voltallige bestuur bij elkaar ‘ten einde met elkander de belangen van ‘t Gesticht en de verpleegden te bespreken’. De hoofdtaak van het bestuur was de opvoeding en verzorging van de aan hen toevertrouwde wezen. Wat er besproken werd tijdens de bijeenkomsten werd keurig opgeschreven in notulenboeken, terwijl de correspondentie werd bewaard in zogenoemde brievenboeken.

Het gebouw

Op de begane grond van het weeshuis bevonden zich een hal en vier kamers. Eén kamer was voor de regenten, de mannelijke bestuurders en een kamer voor de vrouwelijke bestuurders, de regentessen. Verder waren er twee slaapkamers. Op de eerste etage hadden de wezen hun slaapzaal. In 1933 werden door een verbouwing in het bijgebouw vijf kamertjes voor de weeskinderen gemaakt. In 1943 vertrokken de laatste wezen en werden die kamertjes verhuurd aan particulieren. Die particulieren waren meestal alleenstaanden die een kleine woonruimte zochten. Zij woonden op zichzelf, maar gebruikten samen de keuken en de badkamer. Verder heeft het grote gebouw nog een grote zolder en een unieke, drijvende kelder met een hoogte van 2,15 meter. Die kelder staat dus niet op heipalen. Daar bevinden zich nog een aantal bijzondere Delftsblauwe tegeltjes met allerlei landschapsafbeeldingen. De zolder heeft slechts één raam. Dit raam is echter heel bijzonder. Het is namelijk rond van vorm en kan kantelen. Vroeger gebruikte men de kelder voor de opslag van groenten, aardappelen en fruit. Ook werden er de steenkolen bewaard die gebruikt werden voor het stoken van het fornuis en de kachels.

David Teer, van wees tot burgemeester

Het bekendste weeskind uit het weeshuis van Oostzaan is ongetwijfeld David Teer geweest. Hij werd op 7 mei 1867 geboren en als vijfjarig weesjongetje opgenomen in het huis. Hij mocht bij wijze van uitzondering op 23-jarige leeftijd het weeshuis verlaten. Daarna werd hij gemeente-ambtenaar en op 2 maart 1905 officieel tot burgemeester van Oostzaan benoemd. Op 27 februari 1947 overleed David Teer op 79-jarige leeftijd. Hij ligt begraven op het kerkhof achter de Grote Kerk in Oostzaan en er is in de burgemeestersbuurt een straat naar hem vernoemd, de Burgemeester Teerstraat.

Bron: Archief Waterland en omstreken

Burgemeester Teer
De grafsteen van burgemeester Teer