Thuiswerken: deel I
In de afgelopen jaren is de werksfeer op veel kantoren veranderd. Waar het vroeger vanzelfsprekend was om vijf dagen in de week op kantoor aanwezig te zijn, was tijdens de coronapandemie iedereen opeens verplicht om thuis te werken.
De laatste jaren zijn er steeds meer werknemers die graag meerdere dagen vanuit huis willen werken. Het werken vanuit een home office is tegenwoordig dan ook niet meer weg te denken uit de arbeidsmarkt en er zijn veel voordelen voor werknemers en werkgevers. Het is daarom verstandig om te zorgen voor een goed thuiswerkbeleid.
Thuiswerken is geen recht van een werknemer, maar het is een mogelijkheid waar je als werknemer om mag vragen. Op grond van art. 2 Wfw (Wet flexibel werken) kan een werknemer een verzoek indienen bij de werkgever om zijn arbeidsplaats aan te passen. Om een dergelijk verzoek te mogen doen gelden wel een aantal voorwaarden. De werknemer moet langer dan 26 weken in dienst zijn bij een werkgever die minimaal tien werknemers heeft. Het verzoek zelf moet dan ook nog minimaal twee maanden voor de ingangsdatum schriftelijk worden ingediend bij de werkgever. Een werkgever kan een verzoek alleen afwijzen als hij voldoende kan motiveren waarom het wordt afgewezen.
Op grond van art. 7:660 BW heeft de werkgever een instructiebevoegdheid. In dit artikel wordt beschreven dat een werknemer de verantwoordelijkheid heeft om de instructies met betrekking tot zijn werk op te volgen. De instructies van de werkgever kunnen variëren van specifieke taken die hij moet uitvoeren tot regels die er zijn om een goede werkomgeving te bevorderen. Onder dit laatste valt ook het verplicht aanwezig zijn op kantoor om werkzaamheden te verrichten. Daarom kan een werkgever zijn werknemers in zekere zin verplichten om alle werkzaamheden vanuit kantoor te verrichten.
Recentelijk heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan over het wel of niet ontbinden van een arbeidsovereenkomst vanwege een geschil in tegenovergestelde visies over thuiswerken en de aanwezigheid op kantoor. In deel II van deze column zal deze uitspraak besproken worden.
Astrid Lof - Schipper en Lof advocaten
