Vlegeljaren van een stuk verdriet

Algemeen
Afbeelding
Dick Visser: “De boeken achter mijn rug? Allemaal opschepperij. Stelt niets voor. Ja, de serie Privé Domein. Biografieën van belangrijke mensen die tot driehonderd jaar terug in de tijd gaan.”(Foto: Dirk Karten)

KROMMENIE – “Toen ik bij meester Wapstra, die grijze ouwe kerel, op school zat in Krommeniedijk, hoorde ik al een stemmetje in mijn kop die zei ‘Dick, je moet alles goed onthouden. Want ooit ga je alles wat je heb gezien en beleefd opschrijven.’ Dat heb ik nu gedaan”, zegt Dick Visser met een ondeugende lach. De geboren Krommenieër heeft nu zelf grijs haar en tikt volgend jaar de 80 jaar aan. Recent bracht hij bij uitgeverij Boekscout het boek ‘Vlegeljaren van een stuk verdriet’ uit. Daarin beschrijft Dick Visser op humoristische wijze zijn jeugdjaren aan de Vlusch.

Door Dirk Karten

Op maar liefst 362 pagina’s vertelt de auteur op uiterst smaakvolle wijze over wat hij heeft uitgevreten in zijn jeugdjaren in Krommenie. Met recht ‘uitgevreten’. Want waarom mocht hij bijvoorbeeld toch geen fikkie steken onder het ouderlijk houten huis…?

‘Ik had interesse om dingen tot stand te brengen, niet om ze steeds te doen’

“Mijn moeder noemde me een stuk verdriet”, vertelt Dick Visser. “En terecht. Want ik was toen al een eigenwijze klootzak.” Het zegt het weer met dat schelmse lachje. Het lopen mag dan niet meer zo snel gaan, zijn geest is nog zo scherp als een scalpel. De inmiddels in Zaandam woonachtige schrijver neemt geen blad voor de mond.

Nu woonachtig in Zaandam? Staat er op de kaft van het boek niet ‘...Geef mij maar Krommenie, dat is leuker dan Zaandam?’… (‘In Krommenie heb je geluk, want in Zaandam gaat alles stuk’).

“Klopt. Maar hier vond ik de bedrijfsruimte voor mijn tekeninstituut.” Naast schrijver is Dick Visser talentvol graficus. “Dit is mijn ouderlijk huis aan de Vlusch” zegt Dick en hij laat twee schitterende aquarellen zien. “Daar ben ik in 1941 geboren. De houten woningen bestaan niet meer. Misschien maar goed ook.”

Vlusch en Uitweg

Het huis en de natuurlijke omgeving van destijds maakten een onuitwisbare indruk op de jonge Dick. Krommenie is niet alleen zijn geboorteplaats. Hij omschrijft het Zaandorp als ‘Mijn plaats op aarde. Je had Krommenie, dan een hele tijd niks, dan pas de rest van de wereld.’ En dat in een tijd waarin de auteur zijn ‘werelddorp’ zag als niets meer dan twee straten in het verlengde van elkaar: de Vlusch en de Uitweg.

Journalist Gerrit Visser

Krommenie was ook het domein van zijn vader Gerrit Visser. In zijn tijd een beroemdheid in Krommenie. Als journalist was hij ‘het’ gezicht van weekblad De Krommenieër. Toen Gerrit te horen kreeg dat de eerste flats in Krommenie zouden worden gebouwd, verhuisde het gezin in 1954 naar de Landzichtlaan. “Hoog boven het dorp kon mijn vader zo graag ‘over zijn volk kijken”, herinnert Dick. Lang bleef het gezin daar niet wonen want eind jaren vijftig werd er verhuisd naar de Fortuinlaan.

“Op school leerde ik niets. En dus begon ik op veertienjarige leeftijd als krullenjongen bij drukkerij Knijnenberg. Het drukkersvak vond ik mooi. Maar toen Cees Knijnenberg mij vroeg een drukpers uit elkaar te halen en elders weer op te bouwen, vond ik dat veel interessanter.”

Dick Visser (79) beschrijft herinneringen uit zijn jeugd in Krommenie

Het werd een periode van dertien bazen, veertien ongelukken. “Ik had ruime interesse om dingen tot stand te brengen, niet om ze steeds te doen. Zo heb ik alle drukkerijen van de Zaanstreek gezien. Alle hout/metaalbewerkingsbedrijven. Overal werd ik op een gegeven moment weggeschopt. Als dat weer eens het geval was, verzuchtte mijn moeder ‘je bent ook een stuk verdriet’. Vandaar de titel van mijn eerste boek. Dat gaat over hoe ik mijn jongste jaren als vlegel heb doorgebracht.”

Maar ook voor Dick diende de dienstplicht zich aan. De rebelse Krommenieër zag echter niets in ‘het trekken van een spoortje in het zand’ als soldaat. Hij zag zich wel onder een palmboom liggen op het strand in Nieuw-Guinea. Dus tekende hij ervoor om daar zijn dienstperiode te dienen.

‘Ploppers’

“Dat beviel uitstekend. Ondanks de ‘ploppers’ (het Indonesisch verzet dat handgranaten in de barakken gooide van de Nederlandse troepen) wilde ik graag blijven. De sukkels vergaten echter de pin eruit te trekken, maar de Nederlanders niet bij het teruggooien…”

Gelukkig voor Dick was die niet het geval bij zijn kazerne. Waarna zijn diensttijd in 1962 erop zat en hij terug moest naar Nederland. “De koudste winter ooit”, herinnert Dick zich. Als vrijwilliger terug bleek niet te kunnen want het was president Soekarno van Indonesië gelukt om als land zelfstandig te worden.

Blikfabriek ‘donker hol’

“Ik vond het vreselijk. Want mijn moeder zei ‘ik moet je niet hier om de deur hebben lopen, je gaat gelijk aan het werk’. Zo kwam ik terecht bij blikfabriek Kriek aan de Vermaningstraat. Een donker hol waarvan ik nu nog de littekens op m’n armen heb. Blik is scherp man! Ik overleefde die periode omdat ik in bandjes speelde. Het was de tijd van rock ’n roll.”

Als drummer bij zijn band De Skunks (de stinkdieren) reisde hij door Noord-Holland. En passant maakte Dick een buurmeisje zwanger. Zij bleef lekker bij haar vader en moeder wonen terwijl Dick een woning aan de Wilhelminastraat betrok. “Daar was het altijd feest. Er gebeurden de gekste dingen.”

BKR waardeloos!

Inmiddels had Dick ook zijn creatieve talenten ontdekt en als graficus/kunstschilder kwam hij in aanraking met de BKR. De Beeldende Kunstenaars Regeling. Daarmee kregen kunstenaars subsidie, mits ze maar op een bepaald moment werk inleverden. “Een waardeloze instelling!”, stelt Dick onomwonden. “Het was voor kunstenaars een mooie manier om met je model in bed te raken, snel wat te krabbelen en geld te incasseren. En ik met mijn stomme kop was serieus maanden aan één werkstuk bezig.”

'BKR was mooie manier om met je model in bed te raken'

Tegelijk bedacht hij dat zijn grafische talent ook een manier om zijn om geld te verdienen. Zo werd op 1 januari 1989 Tekeninstituut Dévisch ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Met bedrijfsruimte aan de Parkstraat in Zaandam. Dick Visser zette naam als docent en heeft zo de creatieve talenten van menig Zaankanter bijgestuurd.

‘Geen gelul en uitstel meer’

Geraniums vind je niet in de woning van Dick. Wel duizenden boeken en een laptop waar hij – tot geluk van degenen die zijn belevenissen nu in boekvorm kunnen lezen – dagelijks achter is te vinden. “Acht jaar geleden dacht ik: ‘nu geen gelul en uitstel meer! Alles wat je hebt onthouden moet je nu op schrift gaan zetten’. Naast dit deel 1 heb ik nu al het manuscript klaar voor deel twee en drie. Kijk, 1200 bladzijden A4. Tweeënhalf kilo papier. Deel twee betreft de jaren 1950-1955 en krijgt de titel Onbenul in korte broek. In deel drie, Vetkuif met rentekaart, gaan mijn avonturen verder in de jaren 1955 – 1959.”

Katholieke leesplankje

Maar voordat deze delen zijn gedrukt, is het eerst smullen met de Vlegeljaren van een stuk verdriet. Waarin Dick Visser in verhalende vorm een boeiende serie herinneringen tot leven brengt. Belevenissen tijdens de oorlogsjaren tot de smaak van ‘wondermiddel Sanatogen’. Of het katholieke leesplankje. En van de reis naar Amsterdam met de stoomtrein tot de belevenissen op school bij meester Floepstra. Het boek leest soepel weg als een echte pageturner. (H)eerlijke nostalgie uit de tijd waarin je een onschuldige vlegel mocht zijn, je gewoon ‘cowboy en indiaantje’ speelde en de meiden ‘armpiedoor’ huppelden in ‘Krommeniesdijk’.

Vlegeljaren van een stuk verdriet wordt uitgegeven bij Boekscout, kost 24 euro en heeft ISBN nummer: 97894640311721. Het boek is onder meer te koop bij boekhandel Stumpel in Krommenie en de Bruna te Zaandam.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding