Den Helder een halve eeuw geleden aflevering 11

Nieuws
Gebrek aan kaderuimte.
Gebrek aan kaderuimte. (Foto: aangeleverd)

Door: Marinus Vermooten

DEN HELDER - ‘Al sinds 1930 beijverden zowel het gemeentebestuur als de visserij zich om kaderuimte voor commerciële doeleinden te kunnen gebruiken. Het ideaal van een eigen haven, die losstond van de marine, was een lange en moeilijke weg. Vele hindernissen moesten worden overwonnen alvorens het zover zou zijn. Het compromis was dat de gemeente voor andere kaderuimte moest zorgen, waarmee een bedrag van 3.5 miljoen gulden was gemoeid. De vrijkomende kaderuimte zou hierna niet alleen door de visserij maar ook door bevoorradingsschepen van booreilanden worden gebruikt. In het voorjaar 1974 stond de Koninklijke Marine een deel kaderruimte aan de gemeente af, waar de zgn. mottenballenvloot was afgemeerd. Het kwam beschikbaar doordat enkele aldaar afgemeerde en van de sterkte afgevoerde mijnenvegers waren verkocht. De overdracht geschiedde in de oploopkantine,waar kapitein ter zee W. Van Nauta-Lemke, het certificaat van overdracht overhandigde aan de directeur Openbare Werken jhr. Ir. S. Laman Trip, die het gemeentebestuur vertegenwoordigde. De totale lengte langs de mottenballenvloot bedroeg 450 meter, waarvan reeds 250 meter in gemeentelijk bezit was. De visserij mocht de overige kade gebruiken, wanneer op 10 maart 1975 de berghaven op het Nieuwe Haventerrein was voltooid en de mottenballenvloot plaats had gemaakt voor de visserij en andere taken van de burgerscheepvaart.’