Historisch Haarlem (20): Janskerk (1)

Algemeen
Rond 1500 was Haarlem een van de voornaamste kloostersteden in Noord-Europa.
Rond 1500 was Haarlem een van de voornaamste kloostersteden in Noord-Europa. (Foto: Romeyn de Hooghe, 1688 (Noord-Hollands Archief)

HAARLEM - In het gastenverblijf dat deel uitmaakte van het klooster van de Jansheren heeft Willem van Oranje wel eens overnacht. Bewijs is een rekening die in het bezit is van het Noord-Hollands Archief. Bijzonder is dat dat archief zich bevindt in de Janskerk waar Willem vast en zeker een mis heeft bijgewoond.

Willem Brand

In 1310 schenkt de 60-jarige Gerard van Tetterode, een kanunnik van het kapittel Sint-Marie te Utrecht, zijn grond en huizen in Haarlem aan de Johannieter Orde. Dat is een broederschap die deel uitmaakte van de bezettingsmacht die in de 11de eeuw de heilige stad Jeruzalem veroverde. 

De kerk ademde religie en rijkdom

De kloostergrond strekt zich uit tot de Kruisstraat aan de westkant en de Ridderstraat aan de noordzijde. De broeders voltooien in 1318 de kloosterkerk die 38 meter lang is en 9,5 meter breed. De kerk maakt deel uit van een groot klooster met een vierkante kloostertuin aan de oost- en noordzijde van de kerk. Dit is te lezen in het oudste document waarin de Janskerk wordt genoemd: de kroniek van Willem Procurator, de financieel beheerder van de abdij van Egmond uit circa 1332.

Kloosterstad

Rond 1500 was Haarlem een van de voornaamste kloostersteden in Noord-Europa. 

Op zo’n twintig procent van de stadsgrond stonden zo’n twintig kloosters. De rijkste en grootste was het klooster van de Johannieters of Maltezer ridders. De kerk ademde religie en rijkdom. Glas-in-loodramen waren gemaakt door beroemdste glazeniers en aan de muren onder de gotische spitsbogen hingen de mooiste schilderijen. 

De rijkdom groeide snel omdat voorname geslachten in de Janskerk begraven wilden liggen. Men had er veel geld voor over om herinnerd te worden en kapellen te bouwen. Uit naam van de overledenen werden missen opgedragen en brood uitgedeeld aan de poort. Op de grond zie je nog de met adellijke wapens versierde zerken. In het koor zijn nog de contouren te zien van een van de deuren die naar het klooster leidde.

Tekst: Willem Brand, met dank aan Mart van de Wiel (NHA)