Column: Zenmeester

Algemeen
Door Britt Planken
Door Britt Planken

‘Mijn Instagramvolgers zouden me nu eens moeten zien zitten met die vlieg op m’n derde oog’, bedacht ik onbeweeglijk. In stilte lag ik in een deuk. Toen ging ik terug naar mijn ademhaling. Eééén. Twééé. De vlieg bewoog af en toe, en leek het naar zijn zin te hebben op mijn voorhoofd. Na een paar minuten stoorde ik me niet meer aan zijn gezelschap. Wel liet ik er allerlei interpretaties op los. Vorig jaar overleed iemand, die ik sindsdien soms ‘ontmoet’ in insectjes die op me landen. Maar dat zijn altijd kleinere vliegjes en zo, geen huisvlieg zoals deze. Dat had ik er in ieder geval van gemaakt.
        Misschien wil het universum mij een beetje steun bieden, mij het gevoel geven dat ik niet alleen ben, dacht ik. Al was ik niet bepaald alleen, want ik zat daar tussen veertig andere onbeweeglijke mensen. Is dit dan mijn les in concentratie? In verdraagzaamheid? In één zijn met de vlieg? Al deze gedachtes gingen door mijn hoofd. En steeds ging ik terug naar mijn ademhaling. Eééén. Twééé.
        Meestal haal ik de tien niet, maar dat hoeft ook niet. De bedoeling is concentreren, afgeleid raken, opmerken, loslaten en weer concentreren. Terwijl je met een rechte rug zo stil mogelijk zit. Normaal twee keer per dag thuis, nu tien uur per dag in Lochem.
        De vlieg bleef op mijn voorhoofd chillen terwijl de meditatiesessie voortduurde. Ik raakte een beetje gehecht aan mijn vlieg, die ik eerder nog irritant en ook best zielig vond toen hij en een wesp het raam aanzagen voor vrijheid. Nu betekende ik even iets voor hem en wat hij voor mij betekende kon ik zelf bepalen. Afkeer, begeerte, acceptatie... Ik was ook blij dat het niet de wesp was die op mijn gezicht verbleef. En weer terug. Eééén. Twééé.
Vorig jaar had ik op dezelfde plek min of meer vrede met muggen gesloten. En daarmee met mezelf. Sindsdien slaap ik een stuk beter en draag ik bewust iets bij aan de kringloop van het leven. Eééén.

        Diezelfde week zag ik een dode vlieg buiten met uitgevreten ogen. Verder was het insectenlijkje nog helemaal intact en ik nam de tijd om zijn behaarde lijfje eens goed te bekijken. Ik zag de wereld door zijn prachtige vleugels. Door het raster van natuurlijke perfectie kreeg de hemel een paars-groene waas. Magisch vond ik dat. Zouden ze familie zijn? Eééééén.
        Soms leek de vlieg verdwenen, zo stil als hij zat. Verder was het best gezellig eigenlijk. Maar gezelligheid bestaat bij de gratie van tijd. Na 25 minuten sloeg de zendoleider op de bel. Ik drukte mijn handen tegen elkaar voor een dankbare buiging, dit keer specifiek ook voor de vlieg die mijn leermeester was geweest. Terwijl ik met een licht verlangen en dito glimlach zo stil mogelijk naar voren zakte, vloog hij doelbewust de leegte in.