Column Marcel van Stigt: Grapje met gevolgen

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Er rijden nu minder treinen en bussen, door personeelsgebrek of door een staking, maar gelukkig heb ik daar weinig last van. Ik werk nu eenmaal thuis en vanuit huis. Landsmeer en Oostzaan, mijn werkterrein, bezoek ik per auto.

Maar het is wel eens anders geweest. Toen ik nog in Hilversum werkte was ik aangewezen op de NS en die liet me regelmatig in de steek.

Op het station Purmerend, waar ik elke dag op hetzelfde tijdstip op het perron stond, trof ik vaak dezelfde mensen. We wachtten op dezelfde trein, koesteren ons in dezelfde lentezon, bibberden in dezelfde windvlagen, doken gezamenlijk onder een afdak als het regende en baalden eensgezind als op het beeldscherm boven onze hoofden, precies op het moment dat onze trein zou moeten arriveren, een even ontluisterende als nuchtere mededeling verscheen: ‘Plus 10 minuten’.

We hebben ook weleens de boodschap gekregen dat onze trein niet zou rijden. Zakelijk. Kil. Ontdaan van elke vorm van compassie. Geen uitleg. En al helemaal geen excuses.

Nou, daar stonden we dan. We waren nog niet zo vertrouwd met elkaar dat we elkaar bemoedigend toespraken of warm een arm om elkaars schouder legden, maar wisselden wel verslagen blikken uit. Er was begrip. 

En zo hadden we allemaal het gevoel dat we dit leed niet alleen hoefden te dragen. Het sterkte ons. 

Zoiets schept een band. Beter zo dan helemaal alleen op een perron staan en dan meemaken dat je trein uitvalt. Het is me op station Zaandam op een avond zelfs drie keer achter elkaar gebeurd. Drie keer! Net op het moment dat de beloofde trein alsnog zou komen, werd er opnieuw een halfuur uitstel aangekondigd. En bij wie kon ik terecht? Nou? Bij wie? Bij niemand! Anderhalf uur heb ik verloren rondgelopen. 

Nee, dan liever het leed en de verbijstering kunnen delen met lotgenoten.

Soms werd ik wel wat balorig als er weer eens een vertraging optrad. In zo’n bui heb ik op station Purmerend een keer een grapje uitgehaald. Dat had ik misschien beter niet kunnen doen.

Ik stond geleund tegen een muurtje omdat mijn, nee: ónze trein tien minuten later zou arriveren. Na twee minuten deed ik wat zoveel mensen doen als ze hun trein zien naderen. Dan stappen ze alvast naar voren. De andere reizigers krijgen daarmee het sein dat er iets staat te gebeuren – en dat is ook zo, want de trein komt eraan – en volgen het voorbeeld.

Nu pakte ik abrupt mijn tas van de grond, maakte me los van de muur en stapte ferm vijf meter naar voren, terwijl er nog nergens een trein was te bekennen. Iedereen, over de volle lengte van het perron, kwam in beweging. De opluchting was voelbaar. Er gloorde hoop. Ah, de trein! Hij komt!

Niet dus.

Van alle kanten voelde ik blikken op mij gericht. Ze liepen uiteen van ontgoocheling tot irritatie. Gelaten stapte iedereen weer achteruit. Hier en daar klonk een vloek. Ik moest er inwendig enorm om lachen. Maar de relatie met mijn medereizigers was vanaf die dag wel ernstig bekoeld.