Boze buurman (2)

Column
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Je familie heb je niet voor het uitkiezen, je buren evenmin. De ergste soort die je naast je kunt hebben is een buurman die a) met pensioen is en zich de godganse dag kapot verveelt, b) zich stoort aan zo’n beetje alles wat er op jouw terrein gebeurt, en c) hierover direct of indirect zijn beklag doet.

Zo’n buurman heb ik ooit gehad toen ik nog in de Beemster woonde. Altijd boos, ik heb hem nog nooit zien lachen – behalve dan om zijn eigen grappen. 

Punt a) had ik al snel door. Elke middag rond drie uur liep hij, zodra hij de postbezorger langs zag rijden, op een drafje naar buiten om de brievenbus te legen. Voor hem kennelijk het hoogtepunt van de dag; de ochtendkrant had hij wellicht al uitputtend van voren naar achteren en weer terug gelezen. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat hij een zeer belangrijke brief verwachtte die maar uitbleef, maar dat denk ik niet.

In de lente- en zomermaanden liet hij zich het meest nadrukkelijk zien. Stond ik aan de rand van mijn achtertuin te schoffelen, moest hij op dezelfde hoogte net op dat moment planten water geven en wees hij me er quasi terloops op dat mijn appelboom wat overhelde en er soms een appel in zijn tuin viel. 

Ik beloofde hem de desbetreffende takken te snoeien.

Stond ik in mijn voortuin te harken, kwam hij binnen een minuut aan lopen en wat vaag te rommelen en wees mij me er, opnieuw quasi terloops, op dat het hoge onkruid aan mijn kant van de sloot niet zo fraai oogde vanaf de doorgaande weg.

Ik gaf hem gelijk en zegde hem toe binnen afzienbare tijd met het onkruid af te rekenen.

Regelmatig stond hij bij mij aan de deur. Het begon dan met een verdacht vriendelijk praatje, maar dat mondde uit in een klaagzang. Over mijn kinderen die wat al te uitbundig waren als ze op de trampoline sprongen. Over ons hondje – een enthousiaste shih tzu - dat te hard blafte. Over onze kat die soms door zijn tuin liep. Voor dat laatste reikte hij wel meteen een oplossing aan: onze kat een tuigje ombinden en dat vastmaken aan een waslijn die ik dan langs de schutting zou kunnen bevestigen. 

Daar zou ik over nadenken, beloofde ik hem.

“Ja, als ik me loop te ergeren, zeg ik het altijd meteen”, verklaarde hij. 

Een van de gelukkigste dagen uit mijn leven brak aan toen hij kwam vertellen dat hij zou verhuizen. Op zijn huis rustte geen hypotheek meer, deelde hij me ongevraagd mee, en hij had een prachtige boerderij gekocht in Groningen-Oost, waar hij ooit ter wereld was gekomen en zijn jeugd had doorgebracht. Vanuit zijn keuken keek hij daar zomaar op de Duitse grens. “En ik zit helemaal vrij”, zei hij met een zweem van enthousiasme. “Geen buren!”

Dit laatste nam ik voor kennisgeving aan. 

Hij gaf me een kaartje met het adres. “Kom een keer langs als je in de buurt bent, dan kun je het zelf zien.”

Groningen-Oost. Als ik in de buurt ben.

“Groningen-Oost!”, zei ik. “Nou, daar ben ik regelmatig. Ik kom je zeker een keer opzoeken. Gezellig!”