Met de trekschuit kon je van de Waalstraat naar Haarlem

Algemeen
De Waal in Vlaardingen was het vertrekpunt van de schuit naar Delft en verder. Deze gravure is van Jan Caspar Philips naar een tekening van Cornelis Pronk (1743).
De Waal in Vlaardingen was het vertrekpunt van de schuit naar Delft en verder. Deze gravure is van Jan Caspar Philips naar een tekening van Cornelis Pronk (1743). (Foto: )

Er wordt aan Vlaardingen tamelijk veel aandacht besteed in de Atlas van de Trekvaarten, uitgegeven door Thoth in Bussum in samenwerking met Erfgoedhuis Zuid-Holland. Dat komt natuurlijk omdat de Vlaardingervaart in vorige eeuwen een belangrijke scheepvaartverbinding was naar Delft, zoals dat voor Maassluis de vlieten waren en voor Schiedam de Schie.

Door Kor Kegel

Trekschuiten, door paarden op de kade voortgetrokken onder toezicht van jagers, vervoerden voornamelijk bevrachting maar personen konden tegen betaling ook mee. Een plaatsje in de roef was duurder dan een plekje tussen de te vervoeren goederen in het ruim. De roef was voor binnenschippers het woongedeelte, te vergelijken met de kajuit op een zeeschip. De Atlas van de Trekvaarten vermeldt hoeveel stuivers je kwijt was voor een plekje in de roef. Best een flink bedrag voor die tijd. Per trekvaart kon het tarief verschillen.

Het is een buitengewoon interessant boek, die atlas. Ook als je de geschiedenis van de trekvaarten niet zo boeiend vindt, is het leuk om wetenswaardigheden tegen te komen die je anders naar Vlaardingen doen kijken. Weet je dat je vroeger in de Waalstraat aan boord van de trekschuit kon gaan? Het water heette de Waal. Het volgende opstappunt was bij de Biersloot. Trekschuiten vormden een soort veerdienst en dat verklaart de naam Veerplein (waar de Waalstraat op uitkomt). De straatnamen Delftseveer en vlakbij Jaagpad hebben ook met de route van de trekschuiten te maken.

Twee eeuwen geleden was de trekschuit het voornaamste ‘openbaar vervoer’ in de laag gelegen delen van Nederland. Dagelijks vervoerden ze duizenden passagiers tussen de Hollandse steden, vaak met een vaste dienstregeling. Vlaardingen investeerde net als Leiden, Gouda en de grotere steden in de aanleg van vaarten en ondersteunende infrastructuur zoals jaagpaden, bruggen, tolpoorten en wachthuisjes. Vlaardingen nam het in 1654 op zich om de kades te verzwaren, terwijl de molenaars verantwoordelijk werden voor de kwaliteit van het trekpad langs de Vlaardingervaart.

Voor buitenlandse reizigers was de trekschuit een must. Nergens anders was het personenvervoer te water zo goed georganiseerd en in de Atlas wordt opgemerkt dat je de trekschuit de Intercity van de Gouden Eeuw zou kunnen noemen. Een schrijver als Nicolaas Beets juichte echter de uitvinding van de spoortrein toe en inderdaad, binnen enkele decennia had het treinverkeer geheel de trage trekschuiten verdrongen. Dat speelde zich halverwege de negentiende eeuw af.

Je kunt aan het traject van de Oude Lijn (tussen Dordrecht en Leiden) zien dat deze spoorbaan met de binnenvaart ging concurreren en dus een parallelle route volgde. Zonder trekvaarten had het spoornet van Nederland er anders uit gezien.De Atlas van de Trekvaarten is samengesteld door Marloes Wellenberg en Ad van der Zee en telt 192 pagina’s met 200 illustraties. De prijs is € 29,95, maar over drie maanden wordt de atlas vijf euro duurder. De Vlaardingse inhoud is grotendeels verzorgd door Midden-Delflandkenner Jacques Moerman en cultuurhistoricus Lisanne van den Bulk.