Op de pijp met... Jacqueline van der Meer

Algemeen
Afbeelding

Even pauze. Even op de pijp. Bakkie doen, praatje maken. Met en over bijzondere Westlanders. Westlanders met een verhaal. Over Westlandse waarden, en over heden, verleden en toekomst. Deze keer praten we met Jacqueline van der Meer.

Tekst: Esdor van Elten / Foto: Ton van Zeijl

Jacqueline van der Meer (85) mag dan een respectabele leeftijd bereikt hebben, ze staat nog volop in het leven en geeft Tai Chi lessen in Wateringen. Dat is voor haar geen hobby, maar een levenswijze, met fysieke maar zeker ook spirituele lessen. “Ademhaling is energie.” Jacqueline woont met haar man Hans in Wateringen en heeft één dochter.

Waar kom je vandaan?

Ik ben geboren en getogen in Den Haag. Mijn biologische vader heb ik nooit gekend. Ik ben de eerste twee jaar van mijn leven opgevoed door mijn grootouders aan de Trekweg, en daarna door mijn moeder en pleegvader. Ik heb nog drie halfzussen. Mijn pleegvader was kok. Hij kon wonderen verrichten met weinig. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wist hij zelfs met aardappelschillen en bloembollen nog wel iets te maken.

Herinner je je nog iets van de oorlog?

Verschillende dingen. Die aardappelschillen dus. Als ik nu van die hippe patat zie van ongeschilde aardappelen dan gruw ik daarvan. We hadden een onderduiker in huis. Mijn moeder bezwoer me dat ik mijn mond dicht moest houden, maar dat was voor mij ook niet heel moeilijk. Verder herinner ik me ook dat op een gegeven moment alles wat in huis maar van hout was werd opgestookt om te kunnen koken en het een beetje warm te hebben. En als ik nu een huis zie dat afgebroken wordt, dan krijg ik kippenvel. Dat voelt heel erg als de oorlog.

Geen onbezorgde jeugd...

Om meer dan één reden. Mijn moeder was ziekelijk. Ze had tuberculose. Ik deed thuis zo’n beetje alles. Maar het is niet zo dat ik daar nou erg onder lijd hoor. Ik zit niet op het verleden. We leven in het nu.


En school?

Ik heb alleen de tweecentschool, zeg ik altijd. Alleen lagere school. Dat heeft me vroeger nog wel eens minderwaardigheidsgevoelens opgeleverd. Daarna ben ik meteen gaan werken. Ik kon een schoonmaakbaan krijgen bij BPM, een oliebedrijf dat later opging in Shell. Het was hard werken, de baggerzooi van anderen opruimen. En ik moest er ook wat particulieren bijnemen, anders verdiende het niet genoeg. Maar ik heb er ook leuke mensen ontmoet. Ik zeg altijd dat ik daar volwassen ben geworden. Dat heb ik tot mijn 21e gedaan. Op mijn vijftiende ontmoette ik mijn eerste man en toen ik 21 werd zijn we getrouwd en dan moest je stoppen met werken in die tijd. Toen ik stopte ging ik mijn chef gedag zeggen. Daar was hij verbaasd over; ‘je bent de eerste die dat doet’, zei hij. Maar zo zit ik in elkaar. Mijn particuliere klanten hield ik wel aan.

Maar later ben je nog wel gaan leren...

Ik heb later in één jaar mijn pedicurediploma gehaald. Daar stond eigenlijk twee jaar voor. Dus ik kon wèl wat. Ik werkte voor het Groene Kruis maar ging ook naar mensen toe. Vaak in de Schildersbuurt. Ik heb daar veel levenservaring opgedaan. Niet alleen als pedicure, maar ik mocht sommige mensen ook begeleiden bij het sterven. Dat veranderde me; voor die tijd was ik altijd bang om dood te gaan.

Hoe ben je eigenlijk in het Westland beland?

Door mijn tweede man, Hans. Mijn eerste man overleed jong. Hij had, zoals de artsen het mij uitlegden, ‘een verkeerd hart in z’n lijf.’ Met de mogelijkheden van nu was daar wat aan te doen geweest, maar toen niet. Hans was leraar op de basisschool waar mijn dochter op zat. Hij is een fijne man en begreep me. Wateringen trok me in eerste instantie niet zo. Maar toen er nieuwe huizen gebouwd werden werd het een stuk aantrekkelijker. Ik woonde destijds negen hoog en we gingen naar een rijtjeshuis. Het voelde net als een vakantiewoning.

Kon je wel wennen?

Ja hoor. Je moet gewoon wat gaan doen. Als pedicure bij de mensen thuis leer je ook veel mensen kennen. En zij jou. Ik ging helpen ook op de Hofboerderij en deed gespreksgroepen met jongeren. Dat deed ik ook al op de school waar Hans werkte. Daar weer heel veel van geleerd. Met kinderen omgaan laat jou ook weer kind worden.

En zoveel jaar later ben je nog bezig. Met Tai Chi...

Tai Chi heeft me zoveel gebracht. Ik ben vijfentachtig, maar ik kan me nog bewegen, ademhalen, aanwezig zijn. Blij zijn.


Hoe ben je er mee in aanraking gekomen?

Al heel wat jaren terug deed ik wat proeflessen bij Hans Noordermeer in Naaldwijk. Ik vond het helemaal niks. “Jij komt terug”, voorspelde hij me. En inderdaad, ik kwam toch terug. En het werd iets dat bij me ging horen. Toen hij op een gegeven moment een paar weken weg ging, verving ik hem. Toen hij terugkwam zei hij “Het is nu van jou.”

Leg eens uit wat Tai Chi is?

Tai Chi is iets voor lichaam en voor geest. Het zijn lichaamsoefeningen, maar er is ook rust. Bij Tai Chi beweeg je zonder spierspanning. Dus met hele rustige, maar gecontroleerde bewegingen. En tegelijkertijd ben je met je geest bezig. Tai Chi is ademhalen, en ademhalen is energie. Het is geaard zijn, maar ook gekoppeld aan kosmische energie. En nee, dat is niet zweverig.

Zo klinkt het voor sommigen misschien wel...

Niemand die mij kent zal mij zweverig noemen. Wel spiritueel. Spiritualiteit is altijd al iets geweest dat bij mij hoorde. Als kind al. Ik kan geen namen onthouden, maar ik kijk wel ‘in de mens’. Als mijn moeder pijn had vroeg ze me of ik een hand op haar wilde leggen en dan ging het weg. Dat mocht ik niet verder vertellen “want anders zit je zo in het gekkenhuis.” Ik voel me verbonden met mensen maar ook met de natuur. Ik heb een stenenverzameling. Met volle maan zet ik ze buiten om ze op te laden, en ik voel dan hoe ze energie geven. Verder ben ik bewust met eten. Je darmen zijn een thermometer. Ik ben ook heldervoelend en helderwetend.

Wat houdt dat in?

Dat je dingen sterker aanvoelt. Toen ik ooit de Buitenhof bezocht, bij de gevangenpoort, voelde ik hoe ik kippenvel kreeg en koud werd. Ik moest huilen. Pas later hoorde ik wat daar allemaal gebeurd is, met de broeders de Witt en zo. Dat verhaal had ik op de tweecentschool nooit gehoord. Maar die emoties liggen er nog, en die voel ik aan.

Dat lijkt me lastig...

Je leert er mee omgaan. Maar ik ben inderdaad gevoelig voor sferen en emoties.

En helderwetend?

Dat je vooraf dingen al weet. Lastig uit te leggen. Als we op vakantie gaan en een bestemming zoeken zoekt Hans alle dingen uit en schrijft alles op. Ik test dat dan weer uit met een pendel en zo komen we altijd op goede plekken uit. En soms weet je dingen voor anderen. Toen mijn Tai Chi-leraar verhuisde en een nieuwe partner kreeg wist ik dat het goed zat tussen die twee. Dat ze bij elkaar hoorden. En ik wist ook dat hij een nieuwe groep zou opzetten, juist voor mannen.

Want Tai Chi is toch vooral een vrouwending...

Nee, ik heb ook mannen in mijn groep, maar vrouwen zijn duidelijk in de meerderheid. Wellicht komt dat ook omdat mannen wat meer moeite hebben om bij hun gevoel te komen. Mijn werk met deze groep is niet zozeer mijn werk. Ik ben geen leider, ik maak er deel van uit. En zo leer ik mezelf ook steeds beter kennen. De leden van de groep dragen elkaar, vanuit hun hart, door liefde. Want energie hebben we allemaal. Dat leren gebruiken doe je met luisteren, met voelen. Zo bouw je ervaring op in je eigen lijf. Je leert door te doen. Of beter, door te zijn. Er is geen moeten. Je hebt elkaar nodig in het leven. Is dat niet waar het uiteindelijk om gaat? Lief zijn voor elkaar, en naar elkaar omkijken? Dat heb ik in mijn jeugd niet zo ervaren, maar door Tai Chi, en vooral, door de mensen die naar me willen luisteren leer ik dat steeds meer. Want het pad loopt door. Er staat altijd weer iets nieuws voor je klaar!