Column Marc Tangel: Architectuurarmoede

Algemeen
Afbeelding
(privéfoto)

Terwijl ik vorige week gulzig alle lokale kranten tot mij nam, met als doel u in dit hoekje een scherpe analyse te schetsen van ‘De Zaak De Mos’, bleven mijn ogen hangen op een interview met de vermaarde architecten Peter Drijver en Eric Vreedenburgh, die stellen dat het slecht gesteld is met ons Haagse stadsschoon. 

De kern van het probleem ligt hem volgens de architecten in het feit dat er in de welbekende achterkamertjes bouwafspraken worden gemaakt met aannemers, die raadsleden indirect dwingen vóór deze plannen te stemmen, omdat er anders forse claims dreigen. Door deze werkwijze wordt Den Haag verrijkt met bouwwerken waar niemand op zit te wachten, aldus Drijver en Vreedenburgh.

Het was een bericht dat mij droevig stemde. Het ontbreekt de gemeente blijkbaar aan visie. De tijd dat Den Haag een stadsarchitect benoemde, die de ontwikkeling van een nieuwe wijk, of de voltallige herontwikkeling van een oude wijk voor zijn rekening nam, ligt ruim achter ons. De stad is overgeleverd aan een leger van projectontwikkelaars, die niet denken in schoonheid, maar in maximaal profijt.

Een kleine troost lag in het feit dat de geschiedenis zich simpelweg herhaalt. De Schilderswijk is ooit bijeen gebouwd door particulieren, die echt niet meer dan het absoluut noodzakelijke in deze woningen investeerden, waardoor zij ruim een halve eeuw later al rijp waren voor de sloop. Dat wij het uiterlijk van deze huisjes zeer charmant vonden doet niets af aan het feit dat deze woningen van binnen geen gezonde leefomgeving boden.

Daar tegenover staan de vooroorlogse jaren dertig, waarin de gemeente wel degelijk een visie had en stadsarchitecten als Berlage en Dudok met een paar pennenstreken alle bewoning uit het Haagse centrum schrapten, met het doel de binnenstad te transformeren tot een indrukwekkend bestuurscentrum. Door de Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw belandden deze plannen langdurig in een la, maar de onheilstijding gonsde lang genoeg na om te fungeren als een voedingsbodem voor algehele verpaupering. 

De saneringsvisie die de gemeente vervolgens op de stad losliet, roept nog steeds trauma’s op bij oudere Hagenezen. Straatnamen verdwenen definitief van de kaart. Het oude staatsspoorstation mocht uitbreiden ten koste van het Bezuidenhout en de charme van de woonwijk die hiervoor in de plaats kwam, kon niet tippen aan de schoonheid van de huizen die waren verdwenen onder de slopershamer. Maar de gemeente had in die dagen wel grip op het proces.

Dit weekend liep ik met mijn vrouw over het Spuiplein, waar ik zag dat men bezig is het versleten plaveisel te vervangen. Terwijl ik de werkzaamheden gadesloeg, constateerde ik dat het dertig jaar geleden is dat ons stadhuis werd opgeleverd. Nu maar hopen dat het niet voor renovatie in de steigers moet als de werkzaamheden op het plein begin volgend jaar zijn afgerond. Immers: in een stad als Den Haag wordt altijd gebouwd, of we nu zijn overgeleverd aan de grillen van particulieren, of die van de gemeente zelf.