Zwartewaal en Rozenburg gingen in 1724 ‘uit elkaar’

Nieuws
De Maasmond in 1648 laat de zandplaten zien, die later bij het eiland Rozenburg met Blankenburg zouden worden getrokken.
De Maasmond in 1648 laat de zandplaten zien, die later bij het eiland Rozenburg met Blankenburg zouden worden getrokken. (Foto: Streekarchief Voorne-Putten.)

Het is dit jaar drie eeuwen geleden dat Zwartewaal en Rozenburg van elkaar werden gescheiden. Het ledenblad Wiekstand van de Historische Vereniging Oud Rozenburg (HVOR) bevat er een boeiend artikel over van voorzitter Aart van der Houwen, die overigens ook streekarchivaris van Voorne-Putten is.

Door Kor Kegel

Tot 1724 behoorden Zwartewaal en het eiland Rozenburg tot de grafelijkheid van Holland en deelden zij één bestuur van schout en schepenen. Maar omdat de Gouden Eeuw voorbij was en de Staten van Holland in geldnood raakten, boden ze verschillende domeinen te koop aan, niet alleen landerijen en huizen, ook tolhuizen, heerlijkheden en hele dorpen. Voor 12.000 gulden werd Zwartewaal verkocht aan de stad Brielle, die daar strategische bedoelingen mee had. De handel van Zwartewaal deed namelijk afbreuk aan die van ‘Den Briel’. De stad kon er nu Brielsgezinde schepenen benoemen.
Het verweesd achtergebleven eiland Rozenburg werd pas in 1717 verkocht, voor een veelvoud, liefst 33.000 gulden.

Groeiden uit elkaar

Zwartewaal en Rozenburg groeiden uit elkaar. Dat kwam vooral door de westwaartse groei van het eiland. De schippers die het veer tussen Brielle en Maaslandsluis onderhielden vonden het ondoenlijk worden om de nieuw gevormde zandplaten te omzeilen. De veerverbinding werd in tweeën geknipt. De vaarroute Staeldiep werd afgesloten en er kwam een veer tussen Brielle en het eiland en tussen het eiland en Maassluis. Tussen de twee opgeworpen veerheuvels bracht een wagenveer de reizigers het eiland over. “Zo beschikte het eiland onverwacht over een directe verbinding met Holland. Als gevolg raakte de relatie met Zwartewaal in het slop. De eilanders richtten hun blik in het vervolg meer op Brielle en Maassluis,” schrijft Aart van der Houwen in zijn leerzame artikel.

‘Met Zwartewaal bestond een bijzondere band’

Vóór 1724 was het bepaald anders geweest. “Met Zwartewaal bestond een bijzondere band. Het was het dichtstbij gelegen dorp (bij Rozenburg) waar bijvoorbeeld de hulp van een chirurgijn of vroedvrouw kon worden ingeroepen. Ook voor kerkelijke zaken was de bevolking van Rozenburg aangewezen op Zwartewaal. In de kerk van Zwartewaal werden de kinderen van Rozenburg gedoopt, werden de huwelijken gesloten en werden de Rozenburgers begraven.”

Omstreeks 1640 zaten daar elke zondag tientallen mensen van het eiland die met het veer naar Zwartewaal overgezet waren. In 1644 kreeg de predikant van Zwartewaal, ds. Johannes Pythius (1593-1665), toestemming van de classis om in het vervolg naar het eiland te gaan om daar de kerkdiensten te leiden. Daarmee konden de eilanders zich een reis besparen. Begrijpelijkerwijs koos ds. Pythius voor de kortste weg. Hij hield de diensten in de schuur van boerderij Oud Rozenburg recht tegenover de haven van Zwartewaal. In 1658 kreeg Rozenburg toestemming van de classis om zelf een kerk – met school – te stichten. De Staten van Holland zaten toen nog goed bij kas en subsidieerden de bouw van de kerk. Deze kwam in Blankenburg. Los van Zwartewaal kwam er een kerkelijke gemeente met een uitzonderlijk lange naam: de Hervormde Gemeente van Oud- en Nieuw-Rozenburg, Blankenburg, de Langeplaat en Ruigeplaat.

‘Kerkelijk was de Rozenburgse bevolking nu niet langer afhankelijk van Zwartewaal’

“Kerkelijk was de Rozenburgse bevolking nu niet langer afhankelijk van Zwartewaal,” schrijft Aart van der Houwen, “maar op andere gebieden was er nog steeds sprake van nauwe samenwerking. Zo bleef het overzetveer naar Zwartewaal de enige verbinding met Voorne. Het kan niet anders dan dat er een band moet hebben bestaan tussen de mensen in Zwartewaal en op het eiland.”

Het bestuur van Zwartewaal-Rozenburg bestond uit een schout die tevens secretaris was, een burgemeester en zeven schepenen, waarvan er twee afkomstig waren van het eiland.

Tot hier de samenvatting van het artikel in Wiekstand. In 1724 veranderde die hele situatie dus.