De praktijk is de leermeester van alle dingen

Partnerbijdrage
Evert Hoekstra.
Evert Hoekstra. (Foto: Dave Weij Fotografie)

Wanneer ik ’s avonds laat onderuitgezakt op de bank al zappend langs de kanalen ‘surf’, dan komt tot mijn grote ergernis ook regelmatig ‘SBS Shownieuws’ langs. Een programma dat het ‘afzeiken van bekende en minder bekende Nederlanders’ bijna tot een kunstvorm heeft verheven. Iedere dag laat SBS een batterij aan ‘coryfeeën met scherpe tong’ aanschuiven, zoals de levende mummie Patty Brard, de valse nicht Evert Santegoeds en oud-advocaat Bram Moskowicz. En als Bram is uitgenodigd, dan weet je dat één of meer programmaonderdelen zullen worden gewijd aan een rechtszaak of een ander juridisch onderwerp. 

Als ik Bram dan zo aan tafel zie zitten, vaak met gedateerde oversized pakken uit de tijd dat hij nog wekelijks bij Oger kwam winkelen, dan denk ik steeds maar weer: “Hoe heeft het toch zo vér kunnen komen, dat jij niet meer het mooie ambt van advocaat vervult, maar dat je hiér zit, tussen al deze randfiguren van de Showbusiness?”. Want zoals de meeste lezers ongetwijfeld zullen weten: Bram Moskowicz was jarenlang een gevierd en vermaard strafrechtadvocaat, één van de topstrafrechtadvocaten van Nederland. Een flamboyante dandy. Echter, hij is uiteindelijk uit zijn ambt gezet vanwege het feit dat hij (onder meer) weigerde om de jaarlijks door de Orde van Advocaten voorgeschreven verplichte bijscholingscursussen te volgen.

Bram zal ongetwijfeld gedacht hebben aan de beroemde woorden van Julius Caesar: De praktijk is de leermeester van alle dingen. “Dus waarom zou ik dan nog bijscholingscursussen volgen?”, zo zal het regelmatig door Bram z’n hoofd zijn geschoten. Maar dat is hem uiteindelijk dus duur komen te staan. Want als je niet aan verplichte bijscholing doet (jaarlijks moet iedere advocaat een x-aantal opleidingspunten behalen, veelal op het vakgebied dat hij of zij uitoefent), dan loop je de kans om uit het ambt te worden gezet. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor accountants en notarissen. 

Overigens zijn deze ‘bijscholingscursussen’ voor heel veel advocaten eerder een ‘last’ dan een ‘lust’, vaak worden de punten pas behaald in de laatste maanden van het jaar. In deze eindmaanden ‘regent’ het dan ook aanbiedingen van dagcursussen die nog nét in november of december kunnen worden gevolgd. Want tja, de jaarlijks te behalen punten zijn nu eenmaal hard nodig, vraag het maar aan Bram! 

Om deze weerzin en demotivatie enigszins te verzachten, worden er tegenwoordig overigens steeds meer cursussen gegeven op exotische cursuslocaties. Zoals een masterclass Ondernemingsrecht op Curaçao, inclusief partnerprogramma. Terwijl manlief zit te zweten op de laatste ontwikkelingen binnen het Vennootschapsrecht, gaat vrouwlief met de andere partners op excursie naar een opvangcentrum voor aangespoelde schildpadden. Of een verdiepingscursus Arbeidsrecht in Tirol, waarbij de partners een aantal dagen gaan skiën of wandelen. Je kunt het zo gék niet bedenken. Het cursuscircuit is inmiddels dan ook ‘booming business’ geworden. 

Voor advocaten in opleiding (zogeheten ‘stagiaires’) geldt deze verplichting overigens nog niet, want zij moeten in het kader van hun opleiding sowieso al de nodige theoretische (3-jarige) scholing ondergaan. Op onze vestiging in Alkmaar zijn op dit moment maar liefst 8 stagiaires ‘aan de bak’ (een logisch uitvloeisel van het feit dat ons kantoor inmiddels het grootste kantoor van de regio is geworden) en bijna dagelijks komt wel één van hen binnenvallen met een (studie)vraag. 

Uiteraard probeer je hem of haar dan weer op weg te helpen met een lumineus antwoord of een gerichte aanwijzing, hoewel ik persoonlijk nadrukkelijk de mening ben toegedaan dat advocaat-stagiaires het vak zo veel als mogelijk ‘proefondervindelijk’ moeten leren. Oftewel; niet teveel pamperen, maar meteen vanaf dag één met de poten in de modder. Want het vak van advocaat leer je nu eenmaal vooral in de praktijk. En door meteen ook een eigen praktijk op te bouwen. Het verschil tussen de theorie en de praktijk is in de praktijk namelijk nog veel groter dan in theorie. 

Je hoort overigens regelmatig dat de stagiaires op andere kantoren de eerste jaren vooral moeten ‘meelopen’ met ervaren kantoorgenoten. Ik maak dat zelf ook wel mee, dat je een zaak hebt tegen (aan de andere kant) één van de Zuidas kantoren. Dan komen ze met 3 of 4 advocaten aanwaaien, waarbij de jongste bediende trots de tas van de oudste advocaat mag dragen. Maar na 3 jaar hebben ze dan nog niet één dossier op eigen naam staan (geen eigen praktijk opgebouwd) en hebben zij niet of nauwelijks een toga aangehad. 

Ach ja, iedereen moet natuurlijk zelf weten hoe hij of zij de eigen stagiaires opleidt. Maar bij ons geldt in ieder geval het credo: de praktijk is de leermeester van alle dingen. Inderdaad, zoals ‘good old’ Julius Caesar het ooit zo krachtig verwoordde. 

Ik weet nog goed, dat ik 27 jaar geleden mijn eerste rechtszaak had. Deze vond plaats in het voormalige gerechtsgebouw aan de Geestersingel in Alkmaar. Ik had een toga geleend van mijn twee-meter-lange kantoorgenoot Berts, een oud-marineman. Toen ik op enig moment met mijn één-meter-achtenzeventig naar voren liep om de rechters een processtuk aan te reiken, struikelde ik over m’n toga. Volledig onderuit, met m’n hoofd naar voren. Schaterlach van de aanwezige rechters viel mij uiteraard ten deel, maar ik probeerde de situatie ‘te redden’ door heel nonchalant en relaxed naar mijn tafel terug te lopen alsof er niets aan de hand was. Ik heb op dat ene moment meer geleerd dan 10 cursussen mij hadden kunnen leren. De praktijk, daar kan namelijk geen cursus tegenop. 

Desondanks zal ik toch trouw de verplichte cursussen blijven volgen. Al is het alleen maar om nooit af te hoeven glijden naar het niveau van ‘tafeljurist’ bij SBS Shownieuws.