Column Marcel van Stigt: Haastige spoed

Column
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Afgelopen woensdag was ik getuige van enkele opmerkelijke gebeurtenissen die geheel in deze moderne tijd passen. Om te beginnen bij de supermarkt, waar ik rond het middaguur achter de rij aansloot bij een kassa. Mijn kuiten werden ineens lichtjes geraakt door het winkelwagentje achter me. De dader, een wat forse man met ringbaard, mompelde een welgemeend “Sorry”.  

De kassa naast die van mij werd geopend. De man achter mij rook zijn kans, spoedde zich er met zijn wagentje heen en wrong zich redelijk bruusk langs een man die zich daar ook heen had begeven. “Ík ben aan de beurt!”, sneerde ringbaard, en legde zijn spullen op de band. En tegen de dame aan de kassa: “Ik moet mijn kinderen van school halen.’’ Waarmee zijn actie kennelijk was gerechtvaardigd. Eenmaal buiten zag ik hem met verwilderde ogen voorbijrijden.

Niet erg netjes, die move bij de kassa, maar ik voelde wel wat compassie met hem. Ook ik moest ooit tussen de middag mijn kinderen van kinderopvang en school halen, en daarbij voelde ik soms de noodzaak de vaart erin te houden. Want dan telde elke minuut.

Iets later op deze woensdag, toen ik na een interview naar mijn auto terugliep, zag ik hoe een bestelbus na het afleveren van een pakketje wat onstuimig achteruit een fietspad opdraaide. Mijn adem stokte. Er kwam namelijk net een fietsend stel aan, maar de chauffeur hield amper in. 

De twee waren er gelukkig op bedacht en omzeilden de auto met een ruime boog. De bestelauto gaf gas en voegde slippend nét vóór een aanrijdende bus in op de weg. Dat ging maar net goed. 

Even verderop stak een man met een hond aan de lijn vlug de weg over, waar dat eigenlijk niet was toegestaan. Hij kwam in aanvaring met een vrouw die met enige vaart aan kwam lopen. Ze had de man met de hond niet gezien omdat ze in haar mobiel was verdiept en struikelde half over de riem. 

Ze schrok en landde op een knie. De man reageerde zwaar geïrriteerd en maakte een wild armgebaar. Hij hielp haar niet overeind, maar vervolgde zijn weg en trok de hond mee.  

In de straat waar ik mijn auto had geparkeerd zag ik twee agenten bij twee auto’s staan die op elkaar waren gebotst. Twee mannen, kennelijk de bestuurders, maakten driftige gebaren en waren gewikkeld in een heftige discussie. Het is een overzichtelijke straat, dus waarschijnlijk had één van de twee iets te veel haast of iets te weinig geduld gehad.

Alles moet tegenwoordig maar snel, snel, snel, verzuchtte ik, toen ik in mijn auto stapte en wegreed. 

Eenmaal de hoek om stuitte ik op een opstopping. Een vrachtwagen reed behoedzaam achteruit een straat in en blokkeerde de weg. Het schoot niet erg op. Ik remde achter de vier auto’s die stonden te wachten. Ik keek even goed in mijn spiegels, draaide na een ferme vloek mijn stuur naar links en scheurde met twee spinnende achterwielen de tegenovergestelde richting in.

Zoveel gehaaste types tegenwoordig. Maar het ergste van alles: zelf ben ik er ook een.