Op de pijp met... Faas Strik

Nieuws
Afbeelding
(Foto: )

Even pauze. Even op de pijp. Bakkie doen, praatje maken. Met en over bijzondere Westlanders. Westlanders met een verhaal. Over Westlandse waarden, en over heden, verleden en toekomst. Deze keer praten we met: Faas Strik.

Tekst: Esdor van Elten / Foto: Ton van Zeijl

Faas Strik (83) kan uren vertellen over ketels, meters en zijn verzameling nautisch erfgoed. Hij bouwde een zeewaardig schip van ‘afval’, dat een varend museumstuk is. “Resultaat uit het verleden is het succes van de toekomst.” Faas is weduwnaar, heeft twee dochters, één kleinkind, en woont in ‘s -Gravenzande.

Hoe komt een Westlandse tuindersjongen erbij om een schip te bouwen?

Ik ben inderdaad een tuindersjongen. Geboren in Honselersdijk, waar mijn vader tuinde op de voormalige tuin van Jansen. Later kocht hij een een klein tuintje in ‘s-Gravenzande. Dat bleek veel te zware grond waardoor de tuin nooit echt rendeerde Toch was hij heel vindingrijk. Daarin was hij een echte Strik: alle Strikken zijn prakkezeerders en halve uitvinders. Als kind wilde ik al scheepsbouwer worden. Ik had een hele vloot omgebouwde klompen liggen.

Het is er toch van gekomen...

Het is mijn hobby geworden, niet mijn beroep. Ik ben wel in de techniek beland. Ik kon goed leren en ging graag naar school, maar doorleren was er niet bij. Na de katholieke jongensschool in Naaldwijk ging ik op mijn veertiende aan het werk; 51 uur per week, voor 32 gulden vijftig. Daarvan mocht ik fl. 2,50 zelf houden. Om bij te verdienen ging ik in de weekenden ketels stoken bij tuinders. Zo ontstond mijn passie voor ketels. In de avonduren deed ik cursussen zoals lastechniek. Ik werkte voor Zeeman in de Koningstraat, waar ik gietijzeren ketels uit elkaar haalde schoonmaakte en dan weer monteerde. Op mijn 21e werd ik zelfstandig ondernemer, met veel klanten in de tuinbouw. Er werd nog flink op kolen gestookt in de kassen, maar de overgang naar olie kwam eraan. Daarvoor kwam de ‘Schotse ketel’ in zwang. Daarvan hebben er ooit zo’n 1200 in de Westlandse tuinbouw gelegen. Ze waren ideaal om de grond te stomen. Ik ging handelen in ketels, inclusief verwarming, en trok heel Europa door op zoek naar gebruikte ketels. We verhuurden ze onder andere aan scheepswerven, zelfs grote als Verolme of Wilton Feijenoord, die tijdelijk stoom nodig hadden. Vervolgens kwam de offshore op. Die gebruikten gigantische stoomhamers waarvoor wij de ketels leverden. Zo ging ik de hele wereld over op zoek naar klussen èn naar materiaal.

Waar vond je dat?

Oude fabrieken... Schroothopen... Maar vooral ook scheepswerven en scheepssloperijen. En omdat ik meestal meer bood dan de schrootwaarde, kreeg ik er vaak ook allerlei ‘bijzaken’ bij. Zo ben ik scheepsonderdelen gaan verzamelen en door de jaren heen heb ik heel wat unieke stukken bemachtigd. Want ik vond het eeuwig zonde als dat weggegooid zou worden.

Daar moest je toch wat mee...

Ik heb altijd al een stoomschip willen hebben. Op een gegeven moment zat ik met Harry Pounds uit Portsmouth, de grootste scheepssloper ter wereld, op een terras en van hem mocht ik in zijn magazijn gaan kijken. Meer dan duizend ton aan scheepsbenodigdheden. Toen werd het plan geboren om een schip te bouwen. Met alleen maar recycled materiaal.

Wist je hoe dat moest?

Ik wist hoe schepen gesloopt worden, en dus ook waar de zwakke plekken zitten. Ik heb het schip bedacht, geschetst en begroot, maar voor de benodigde berekeningen had ik wel allerlei geleerden nodig. Voor de bouw van het casco wendde ik me tot de werf van de gebroeders Buijs aan de Stormpolderdijk in Krimpen a/d IJssel en de Hollandia-werf van de familie Lubbers. Uiteindelijk is het schip in mijn eigen loods verder afgebouwd. Ik had 12 man aan het werk. De beste vaklui van de wereld. Niet alleen bouwers, maar ook restaurateurs.

Het toppunt van hergebruik...

Neem de vloer in de stuurhut en de salon en in de hutten. Dat is hout van een edelsoort afzelia van de dansvloer van een passagiersschip dat in de dertiger jaren in Hendrik Ido Ambacht gesloopt is. Ik heb het dertig jaar bewaard! De wanden zijn bekleed met licht hout, afkomstig van de binnendeuren van het Ministerie van Defensie in Parijs. Die condensbakjes aan de wand? Komen van een VOC-schip dat in 1778 door de Engelsen werd geplunderd. Het logo van de VOC staat nog onderop. Die radiator komt van een Frans visserijmoederschip. Heel uniek. Daarin werd de cognac verwarmd die gedronken werd als ze de eerste vis van het seizoen gevangen hadden. Dat paneel met het kruisbeeld erboven komt van het Franse vliegdekschip Clemenceau. Zo’n kruis hoort op je schip als je katholiek bent.

Het schip is volledig zeewaardig?

We hebben een zogenaamde 60-mijl classificering als onderzoeksschip, bergingsschip en sleepboot. Dat betekent dat we 60 mijl uit de kust mogen komen. Daardoor kan ik oversteken naar Engeland of een reis maken naar Noorwegen. Het schip is vernoemd naar George Stephenson. De man die, als zoon van arme ouders, zichzelf opwerkte, de stoommachine verbeterde, de eerste bruikbare stoomlocomotief bouwde en zo van stoom een wereldsucces maakte en aan de wieg stond van de spoorwegen. Ik voel me wel een beetje verwant met hem, al kan ik mijn prestaties niet met de zijne meten. Maar dit schip mag er zijn. Laat een andere Westlander dat maar eens nadoen!

Achter alles zit een verhaal...

Achter ieder voorwerp aan boord. De ketel en de verplichte systemen zijn nieuw. Maar je vindt hier niets uit China of Japan. Verder is alles gerecycled. De pilaren in de machinekamer? Komen van de oude Willemsbrug. in Rotterdam, waar in 1940 fel is gevochten. Op één van de pilaren zie je nog kogelsporen. Iedere meter, ieder tandwiel is uniek. Ik heb een handwiel van het Duitse slagschip Tirpitz en eentje uit de elektriciteitscentrale van Edison. Heeft ie zelf nog aan gedraaid. Een manometer met een spiraalveer die zo uniek is dat die een Rembrandt waard is. De schroef is gegoten van het materiaal van de schroeven van de Clemenceau. Heel speciaal materiaal waardoor we super zuinig kunnen varen. Ik heb heel veel marinespullen. Bijvoorbeeld van de oude Karel Doorman en van onderzeeërs. En alles functioneert.

Niet alleen de scheepsonderdelen, ook de inrichting is antiek...

Alles. Stoelen, tafels. Lampen van een Engels passagiersschip. De deurknoppen en het servies. De ramen in de voorhut zijn gegoten in dezelfde mallen als die van de Titanic. In de stuurhut staat een zigzagklok. Ook heel uniek.

Een zigzagklok?

Tijdens de Tweede Wereldoorlog voeren vloten koopvaardijschepen van Amerika en Canada naar Engeland met voorraden. Om Duitse U-boten te ontlopen moesten ze op gezette tijden van koers veranderen. Zo zigzagden ze over de oceaan. De klok gaf aan wanneer ze van koers moesten veranderen.

Een varend museum...

Er is geen tweede schip als dit. En we zijn er nog steeds mee bezig, want ik heb nog een aardige ‘shoppping list’: Ik zoek nog stoelen van een Amerikaanse ‘Laker’, schepen die op de Great Lakes voeren van Montreal naar Detroit. Ik zoek nog kapstokhaken van de Amerikaanse marine, een getijdenklok en noodverlichting. En ik ga ze vinden!

Waarom vind je dat belangrijk?

Vroeger maakten mensen ook hele mooie en bijzondere dingen. Dat mogen we niet vergeten, want wij bouwen voort op hún prestaties. Het resultaat uit het verleden is het succes van de toekomst. Met Rob Verhoeven van het Maritiem Museum gaan we nu alles documenteren wat we hebben, zodat de verhalen niet in vergetelheid raken.

Goed, je hebt een schip. Maar wat doe je er mee?

Varen natuurlijk. We doen charterreizen. We hebben slaapplaatsen voor maximaal twaalf passagiers. Het schip kan met twee man gevaren worden. Frans Coelers is onze machinist en onderhoudsman en Luuk Vos is één van de kapiteins. We gaan ook naar scheepsevenementen. Dat hadden we vorig jaar al willen doen, maar helaas, corona. We zijn overal graag gezien. In 2019 werden we in Rostock nog uitgeroepen tot ‘meest bijzondere schip’. Tijdens de doop van het schip in 2015 in Londen ontvingen we een bijzonder eerbetoon: de Tower Bridge ging voor ons open. De Engelsen zijn erg blij met het schip omdat er ook veel historische onderdelen van hùn iconische schepen op zitten, zoals de roerstandaanwijzer van het slagschip HMS Vanguard en onderdelen van de Ark Royal. Bij een andere gelegenheid, op een herinneringstocht naar Chatham, overhandigde generaal Oppelaar, mij een insigne dat nu in de salon hangt en hij zei: ‘Nou, Strikkie, nou hoor je erbij.”

Op de pijp met is naar een idee van Peter en Ton van Zeijl.