Column Marcel van Stigt: voetballes

Column
Afbeelding
(Foto: Rodi Media/MvS)

Tien à twaalf jaar geleden voetbalden mijn kinderen bij het bescheiden clubje in het dorp waar wij woonden en ik was daar jeugdtrainer. Het team van mijn zoon zat zonder trainer, en daarna het team van mijn dochter ook, en ik was zo aardig om in het gat te springen.  

Ik pikte wat lesstof van de site van de KNVB, selecteerde wat oefeningen en probeerde een leuk, gevarieerd uurtje te bieden. Ik had er veel lol in. Niet in de laatste plaats omdat ik zelf heb gevoetbald en ik op deze manier nog eens lekker tegen een bal kon trappen. Alle oefeningen deed ik voor en uiteraard speelde ik mee met de afsluitende partijtjes.  

Vanwege mijn scheiding en daaraan gekoppelde verhuizing ben ik gestopt als jeugdtrainer. Voetballen deed ik af en toe nog wel, maar alleen met zoon en dochter in de achtertuin en tijdens vakanties. Maar inmiddels heb ik het trainerschap weer opgepakt. Ik voetbal met mijn bonusgabbertje Johnny. 

Interesse in voetbal had hij al dankzij zijn vader, die hem al snel wees op bewegende televisiebeelden van mannen die in een wit shirt met verticale rode baan over een grasveld renden en een bal in een doel schopten – toen wat vaker dan nu, maar daar gaat het nu even niet om. De naam Mislintat zal hem ook erg weinig zeggen. 

Johnny komt regelmatig bij ons logeren en we zijn in de tuin begonnen met overschieten. Daar had het ventje meteen aardigheid in. Met het puntje van de tong tussen zijn tanden punterde hij de bal netjes in mijn richting.  

Met het oog op zijn ontwikkeling heb ik geprobeerd hem het hakje bij te brengen. De bedoeling snapt hij, hij doet zijn best, maar in de praktijk komt het er nog niet helemaal uit. Geeft niet, gaat heus nog wel gebeuren.  

Eén keer heb ik hem laten zien hoe je een bal hooghoudt – ik haal maximaal vijf keer, maar dat is mooi zat. Johnny vond dat erg interessant en dat wilde hij ook. Hij tilde een voet op, legde daar schommelend met beide handen de bal op en terwijl hij tegen de deurpost leunde deed hij me na. Het lukte niet, maar dat hij het probeerde was prijzenswaardig. 

Afgelopen weekend was hij weer bij ons op bezoek. Het zonnetje scheen en ik kwam op het idee om hem en zijn oma mee te nemen naar het grote voetbalveld met echte doelen in onze woonomgeving. Bal onder de arm mee.  

Achteraf was dat misschien niet zo’n goed idee. Johnny had namelijk bedacht dat het leuk was om samen van het ene naar het andere doel te rennen. En dat achter elkaar. Hij dribbelde in zijn regenlaarsjes vooruit en ik volgde hem met een passende snelheid. Evengoed was dat een serieuze aanslag op mijn lichaam en conditie. Mijn hart bonsde al snel in mijn keel en mijn longen begonnen ernstig te protesteren. Maar ik werd wel geacht heen en weer te blijven rennen. 

Gelukkig hield Johnny zelf af en toe stil om madeliefjes te plukken voor zijn vader en moeder. De bloemetjes stopte hij behoedzaam in zijn jaszak. Het was mijn redding, want zo kon ik af en toe op adem komen.