Meesterbespanner Edwin Gruijs naar Madrid Open

Sport
Edwin Gruijs is gecertificeerd protourstringer.
Edwin Gruijs is gecertificeerd protourstringer. (Foto: Rodi Media/MvS)

Door Marcel van Stigt

KADOELEN/MADRID – Edwin Gruijs maakt zich op voor een topprestatie tijdens de Mutua Madrid Open, het tennistoernooi dat eind april plaatsvindt en waar de beste spelers hun krachten meten. De 58-jarige Zaandammer, die op tennispark Kadoelen een racketspeciaalzaak runt, wordt ingevlogen als gecertificeerd protourstringer van de European Racket Stringer Association (ERSA) - professioneel racketbespanner. Als lid van het Head Stringing Team bereidt hij zich voor op een paar mooie, maar intensieve dagen.

Het bespannen van een racket is een specialisme, dat niet voor iedereen is weggelegd. Gruijs maakt de vergelijking met het schilderen van je huiskamer. Je wilt het zelf doen, maar dan blijkt dat er nogal wat bij komt kijken. Afplakken, niet buiten de lijntjes kleuren en erop toezien dat de verf goed en egaal dekt. Wil je een perfect resultaat, dan kun je het beter aan een professionele schilder overlaten. Zo’n vakman is Edwin op zijn gebied ook.

Per ongeluk ontstaan

Het is per ongeluk ontstaan. “Als kind wilde ik tennisprof worden, maar dat is niet gelukt”, vertelt hij, terwijl hij in zijn winkel als een volleerde naaister een verse snaar door een van de gaatjes van een racket steekt, “Toen ben ik tennisleraar geworden. Leerlingen vroegen weleens wat voor materiaal ze precies nodig hadden en daarin ben ik me gaan verdiepen. Zo is het begonnen. Tennisleraar ben ik nog en daarnaast ben ik al vijfendertig jaar bespanner.”

En niet de eerste de beste. Gruijs bleek er zo bedreven in te zijn dat hij al snel werd uitgenodigd op grote toernooien in Nederland, onder meer in Alkmaar en Bakkum. Maar ook ver buiten onze landsgrenzen. Samen met nog honderdvierentwintig vakgenoten staat hij te boek als gecertificeerd protourstringer van de European Racket Stringer Association (ERSA) en ze weten hem te vinden.

‘Ga even zitten’

Gruijs: “Mijn eerste toernooi was in 2018, de Grand Slam in Australië. Ronald Heijstek, sales- en marketingdirecteur van Yonex Tennis Benelux, belde me en zei: ‘Ga even zitten.’ Hij vertelde dat er vanuit Australië een uitnodiging aan zat te komen en daar wilde hij me alvast op voorbereiden. Die uitnodiging ontving ik kort daarna. Het ging in Australië heerlijk. De dag begon rustig, en ik dacht: ik wacht het wel af. Na halftwee kwam de ‘big bang’. Vijfhonderd rackets kwamen binnen.”

De vuurdoop heeft Gruijs glansrijk doorstaan. Hij maakte naam en mocht in 2019 opdraven op de Madrid Open. Een mooie herinnering zit daaraan vast. “Ik heb de rackets bespannen van Kiki Bertens. Zij heeft het toernooi gewonnen en daaraan heb ik dan toch bijgedragen.”

Naar de frontdesk

De Australian Open in 2020 werd afgelast vanwege het coronavirus, anders had hij daar weer gestaan, maar de Madrid Open gaat nu wel door, zij het binnen de coronaregels. Gruijs maakt deel uit van de ‘bubbel’, wordt uit veiligheidsoverwegingen met een taxi van het vliegveld gehaald en op de speeldagen naar de frontdesk geleid. Daar staat hij met een stuk of acht stringers klaar om de tennissers van dienst te zijn.

Klamme handen van Djokovic

Op een doorsnee toernooidag neemt Gruijs zomaar dertig à veertig rackets onder handen. Twintig minuten per racket. Dus reken maar uit. “Tennissers nemen negen rackets mee en die moeten steeds opnieuw worden bespannen. De coaches – en heel soms de tennissers zelf - komen de rackets brengen en die moeten snel en secuur worden bespannen. Geweldig om te doen en het is alleen al top om daar te staan. Het is intensief en luistert nauw. Want als de spanning van een racket niet goed genoeg is, merkt een tennisser dat. Maar ik ben altijd de rust zelve. Ook als een wereldster zijn favoriete racket snel opnieuw van snaren wil voorzien. Tennissers zijn ook weleens lastig. Dan beweren ze dat hun racket niet is bespannen. Maar ook daar ben ik goed tegen bestand. Al vond ik het wel spannend toen Djokovic in 2019 met zijn racket naar me toe kwam. Hij neemt altijd een eigen bespanner mee, maar die was er nog niet. Daar kreeg ik toch wel even klamme handen van.”