‘Lucht’ in Museum Kranenburgh

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Wieke Leenstra)

door Kees de Bakker

Lucht is kostbaar. Wie niet vrijelijk kan ademen, heeft een probleem. Zoals George Floyd overkwam. Zijn laatste kreet ‘I can’t breathe!’ ging de hele wereld over. De actuele tentoonstelling ’Lucht/Air’ in Museum Kranenburgh in Bergen, al 2 jaar geleden gepland, komt geen dag te vroeg in deze heftige Corona-tijd. 

Ik weet nog zelf dat ik in 1970 in het Militair Long Observatiecentrum in Amersfoort stalen buizen kreeg, zodat artsen konden constateren dat ik de ziekte van Boeck-Besnier-Schaumann had (kortweg sarcoïdose). ‘Ik stik!’ riep ik en de artsen stuurden mij naar de burgerlongspecialist die hetzelfde constateerde: sarcoïdose, alleen te genezen door rust, maar wil iemand uitrusten als hij nog geen twintig is?

In Kranenburgh kunnen we kiezen uit de vaak technische mogelijkheden van lucht die samensteller Colin Huizing bijeen heeft gebracht onder de thema’s Leven, Fenomenen en Complicaties (zalen 2 tot en met 5). Zo laat Jan van Munster met drie compressoren vol staal, koper en ijskristallen zien wat luchtvochtigheid doet doordat waterdeeltjes bevriezen op gekoelde witte, ijzeren staven. Het echtpaar Abramovic-Ulay heeft in Breathing in en Breathing out de neusgaten dichtgemaakt met sigarettenfilters en poseert op een scherm zoenend met de lippen strak op elkaar, net zo lang tot de ingeademde lucht door hun lichamen is opgenomen en er niets anders rest dan koolstofdioxide en de performance beëindigd moet worden. Yoko Ono volstaat met het kapitaal geschreven woord BREATHE en in een andere zaal staan van haar zes snoepautomaten. De ‘snoep’ bestaat uit capsules met lucht die voor 50 cent te koop zijn. Heel wat serener is het gasmasker van de eveneens wereldberoemde Chinese kunstenaar Ai Weiwei, die jarenlang onder huisarrest is geplaatst. Het gasmaker rust op een marmeren plaat en is een protest tegen de luchtvervuiling in Chinese steden.

Zelf wil ik weer terug naar zaal 1 waar conservator Marianne van Gils een aantal schilderijen van Bergense Schoolschilders heeft verbonden met het thema. Allereerst valt Norderney uit 1911 op van Dirk Filarski, een langgerekt olieverfschilderij met de zee zoals hij is, een beetje saai. Adriaan Venema (auteur van het boek over de Bergense School) vindt zijn werk vrij obligaat en mist de spanning die andere landschappen wel hebben. Heel anders is het gesteld met Herfst uit 1909 van Leo Gestel (1881-1941). Het schilderij spat van het doek af, de zonnestralen breken door de wolken. Het is de herfst die hij doorbrengt in Nijmegen en die van invloed was op zijn verdere oeuvre, meent Venema, ‘want hier begon hij meer sensitief te werken, offerde hij het onderwerp ‘’als sujet’’ om meer ‘geestelijk’ te gaan schilderen.’

Verrassend is het om meer schilders buiten de Bergense School aan te treffen, zoals Edgar Fernhout (1912-1974), zoon van Charley Toorop met twee luchtig gepointilleerde olieverfschilderijen Herfst 1964 en 1965, de laatste een bruikleen van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. En natuurlijk is ook Jaap de Carpentier (1921-1996) bijzonder met zijn abstracte olieverfschilderij Na de bui, schone wereld (After the rain, beautiful worldl) uit 1981. Twee jaar ervoor had ik De Carpentier in zijn atelier paginagroot geïnterviewd voor het toenmalige Alkmaars Weekblad in een serie over regionale kunstenaars, waarin ook Lucebert en Elly de Waard. Hij vertelde dat hij bezeten was van het schilderen van clowns, een heel ander onderwerp.

Lucht/Air is te zien tot en met 29 november 2020 in Museum Kranenburgh.