‘Maartje Taams (1889-1974) verdient een plek in ons collectieve geheugen’

Nieuws
Van links naar rechts: juffrouw Taams, bovenmeester Pieter van Tuinen, meester Wisse en juffrouw Wisse.
Van links naar rechts: juffrouw Taams, bovenmeester Pieter van Tuinen, meester Wisse en juffrouw Wisse. (Foto: Historische Kring Heemskerk)

OOSTZAAN - Jacob Cornelisz, Claes Compaen en Jan Taams Schaft zijn drie namen uit een rijtje Oostzaanse beroemdheden. Maar volgens Reina Brouwer is dat rijtje niet compleet. Daarin ontbreekt onder anderen haar oudtante Maartje Taams (1889-1974). Maartje Taams, in 1963 benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau voor al haar verdiensten op vrijwilligersgebied, verdient het volgens haar een straatnaam. Maar wie was Maartje Taams precies? Een verhaal over haar leven en werken.  

Zijn er beroemde Oostzaners? We hebben natuurlijk Jacob Cornelisz, de kunstschilder, vertegenwoordigd in een mooi plastiek op het kerkplein. We hebben Claes Compaen: de roemruchte kaper uit naam van de heren der Staten Generaal. Replica’s van het type schip waarmee hij voer, hangen in de Grote Kerk. 

Zijn er geen beroemde Oostzaanse vrouwen te noemen?

Iets minder bekend, maar minstens even heldhaftig is Jan Taams Schaft die ‘op een grote galei [… op] 18 en 19 maart 1573 bij de Diemerdijk door een Spaanse overmacht omringd, zeilde door de vijandelijke schepen […] en wist zo de […] Waterlandse wal te bereiken. Alvorens zich aan wal te begeven, boorde hij zijn vaartuig in de grond en [deze werd al] dus onbruikbaar voor de vijand’, zo weet een kroniek in het Stadsarchief van Amsterdam ons te melden. Meer recent zijn er onder meer de eerste Albert van de familie Heyn, de industrieel Piet Meyn en Jan Brouwer, architect en ontwerper van het wapen van Oostzaan.

Het is opvallend dat vrouwen in dit rijtje ontbreken. Zijn er geen beroemde en/of roemruchte Oostzaanse vrouwen te noemen? Zeker wel, om er een paar te noemen: mej. K.J. Kuiper aan wier speurwerk wij een gedegen historie van Oostzaan te danken hebben, evenals enkele zeer lezenswaardige kronieken over bekende Oostzaanse geslachten. Zij verdient zeker een plaats naast de bekendere geschiedschrijver Loosjes. Dan is er Trijnie Rep, de schaatster, en Ellie Lust, volleybalster, politiefunctionaris en tv-persoonlijkheid. Strikt genomen is deze laatste geboren in Amsterdam, maar vanwege haar ouders neemt iedere rechtgeaarde Oostzaner haar graag op in de gelederen. 

Maar nu wil ik een ander vrouwenleven belichten. Een leven in de schaduw der bescheidenheid, maar daarom niet minder van belang of onbeduidend: het leven en de werken van Maartje Taams.

Wie was deze vrouw? Maartje Taams werd geboren op 28 december 1889 als dochter van Sijmen Taams en Rijntje van Bergen, die woonden aan het Noordeinde 95. Daar groeide ook hun oudste dochter Maartje op, die daar haar hele leven woonachtig zou blijven omdat zij nooit trouwde. Hoe kan een leven van een ongehuwde ‘oude vrijster’ die haar hele leven bij haar ouders bleef wonen nu interessant, zinvol of van belang zijn? 

Toch is dat zo, want er was iets aan de hand met die Maartje. Zij bleek namelijk bijzonder intelligent te zijn en om die reden mocht zij gaan ‘studeren’ op de kweekschool (de huidige Pabo). Voor de negentiende en vroeg-twintigste eeuw was dat op zijn minst opmerkelijk. 

Vader Taams was dan ook een markante man. Zo is van hem bekend dat hij ter kerke ging in Utrecht omdat niet in Oostzaan, maar uitsluitend in Utrecht het ware Evangelie verkondigd werd – volgens Sijmen Taams dan. Hij was ambitieus waar het zijn kinderen betrof en omdat vier van de vijf van hen meisjes waren (één dochter stierf jong), stimuleerde hij ze verder te leren. Dat was in zijn ogen beter dan jong trouwen of überhaupt trouwen; liever eigenlijk helemaal niet, prentte hij ze in. We hebben hier dus te maken met een vrijdenkende vooruitstrevende man die zijn eigen weg ging. En dat kunnen we ook zeggen van zijn oudste dochter Maartje, zij het dat zij dit op geheel eigen wijze invulde.

‘Juffrouw Taams’ bleek zich te ontwikkelen tot een drijvende kracht

Nadat zij met lof haar lesbevoegdheid had verkregen, begon zij aan haar loopbaan in het onderwijs in 1908. Als negentienjarige juf werd zij in dat jaar als ‘onderwijzeres van bijstand’ (een soort hulp-onderwijsassistente) aangesteld aan de Christelijke School te Heemskerk voor een jaarwedde van vijfhonderdvijftig gulden. Al gauw volgde een aanstelling tot volledig leerkracht. Dit was een schot in de roos, want ‘juffrouw Taams’ bleek zich te ontwikkelen tot een drijvende kracht achter de school, die bij de oprichting slechts achtenvijftig leerlingen telde. Mede door haar inzet liep het leerlingenaantal als snel op tot boven de negentig in 1910. De kwaliteit van haar onderwijs was beroemd: al haar leerlingen hadden een opmerkelijk hoge lees- en rekenvaardigheid. Met eindeloos geduld wist zij zelfs ‘leesbemoeilijkten’ (tegenwoordig hebben we daar een naam voor: dyslectisch) aan het lezen te krijgen en inzicht te geven in De Nederlandsche Grammatica. 

Juf Taams zette zich ook buiten schooltijd in, zowel voor de school als in het verenigingsleven. Zij gaf ‘nuttig handwerken’ aan meisjes en schroomde er niet voor om, met veel tact, hygiëne- en gezondheidsuitleg aan sommige moeders te geven. Het waren veelal arme gezinnen: zij had oog voor het feit dat veel leerlingen in de oogsttijd niet kwamen opdagen. Die moesten namelijk helpen bij de tulpenbollenoogst. Juf Taams spijkerde deze leerlingen buiten school- en oogsttijden om bij.

Het verenigingsleven kon op haar rekenen. Vele jaren was zij daarin actief, onder meer als secretaresse van het Witte Kruis. Vanwege al deze drukke werkzaamheden huurde zij door de week kamers in Heemskerk. In het weekend nam zij iedere week de trein naar Oostzaan, dat in deze periode nog een station had.

Uiteraard viel Maartje, met haar prachtige zwarte golvende haar en haar hartvormige gezicht, in de smaak bij de jongens en mannen. Er doen dan ook verhalen de ronde van avances door heren en vrijerijen, maar verder ging het nooit. Zo verging het ook een der bovenmeesters die Maartje nog lang achtervolgde met zijn aanzoeken. Maar hoogstwaarschijnlijk en geheel in lijn met het onafhankelijkheidsstreven van de oude Sijmen, behield zij liever haar (financiële) vrijheid.

In 1963 werd zij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau

In 1955 nam zij afscheid van haar geliefde school; een afscheid dat groots gevierd werd. In 1963 werd zij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau voor al haar verdiensten op vrijwilligersgebied.

Na haar pensionering gaf zij nog lang gratis bijles aan leerlingen die uit het onderwijs dreigden te vallen. Ook had zij veel belangstelling voor gezonde voeding. Omdat het predicaat ‘biologisch’ nog nauwelijks bestond, betrok zij bijna al haar houdbare voedsel van de ‘reformwinkel’.

Maartje Taams overleed in 1974, zij werd begraven op het kerkhof in Oostzaan. Op de dag van de teraardebestelling zag het gehele kerkhof en het kerkplein zwart van de mensen. Vele Oostzaners vroegen zich af wat daar in vredesnaam aan de hand was. Het waren haar oud-leerlingen die haar de laatste eer kwamen bewijzen. Hun voormalige juf had door haar onderwijs vele levens veranderd en verbeterd. En dat is precies wat goed en gedegen onderwijs doet met en voor mensen. In deze tijd zijn we meer dan ooit van doordrongen van dat feit. Maartje Taams was iemand die zich daar begin vorige eeuw al terdege van bewust was. Alleen al om deze reden verdient zij een plek in ons collectieve geheugen: als bescheiden, maar belangrijke dochter van Oostzaan en voorvechtster voor deugdelijk onderwijs.

Reina Brouwer

Maartje Taams.
Rechts Maartje, links van haar het echtpaar Schipper in Heemskerk waar zij 'in de kost' was.