De uitvaart, een kwestie van inleven - Dodelijk saai, vergeet het maar

Nieuws

Column Evelien Leguit

Rode schoenen

Het kleine huis in IJmuiden staat vol spullen; een plattebuiskachel, een secretaire, een vensterbank vol beeldjes, weelderige gordijnen voor het raam. Op de grond twee flinke honden, op de bank twee pubers. Als ik binnenkom blaft één van de honden schel, de zoon staat op, kust zijn moeder gedag, groet mij en vertrekt. Hij gaat naar zijn baantje: vakkenvullen bij een kruidenier. Dochter zit rechtop op de bank, op haar schoot een laptop. "Mijn moeder was slordig met haar gezondheid", zegt ze. "Ze rookte de hele dag en at ongezond." Ze klopt de hond geruststellend op zijn rug. Vannacht overleed haar moeder in het ziekenhuis, de vrouw slaakt een diepe zucht die haar dochter doet opkijken van haar scherm. "Mijn moeder was slecht verzekerd, ik wil het mooi en eigen, maar we moeten wel op de centen letten." "Een mooie uitvaart zit in liefdevolle dingen, dus dat gaat vast lukken", zeg ik. Op de secretaire staan tientallen foto's, de vrouw pakt er glimlachend één tussenuit. "Mijn moeder was een grappige vrouw." "Ja, oma was lachen", mengt haar dochter zich in het gesprek. Op de foto een kleine vrouw met een rond hoofd, appelwangen, ondeugende ogen en een brede glimlach, ze draagt rode schoenen. "Mijn moeder droeg altijd rode schoenen. Vanaf het moment dat ze het zich kon veroorloven, kocht ze alleen nog rode, ze vond dat het toppunt van vrouwelijkheid en sexy." Op alle foto's komt inderdaad rood schoeisel voorbij: rode kaplaarzen in de regen, rode sandalen op de camping. "Toen ze tachtig werd hebben we een rode puntmuts gemaakt, was ze net een kabouter. En in het ziekenhuis was een vrouwelijke arts die toevallig rode schoenen droeg. Dat was meteen de beste dokter die er bestond."
De dag van de crematie gaat de familie rechtstreeks naar het crematorium, waar ik met de rouwauto met de overleden moeder aankom. Zoals altijd komt de gastheer van het crematorium naar buiten. Zijn blik gaat omlaag, zijn wenkbrauwen omhoog, hij kijkt mij vragend aan. Even later opent de vrouw in de aula haar afscheidstoespraak. Vol liefde vertelt ze over haar moeder; de rode schoenentic, verhalen over hoe grappig rond, klein en gezellig ze was. Bij de kleindochter op de eerste rij biggelen de tranen over de wangen, haar broer kijkt stoer, maar pakt de hand van zijn zus vast. Aan het einde van haar verhaal draait de vrouw zich naar mij :"Ik wil u heel hartelijk bedanken, ik waardeer uw eerbetoon aan moeder zeer". Haar ogen zijn gericht op mijn voeten, mijn vuurrode pumps steken scherp af tegen mijn zwarte panty. "Vanaf nu bent u officieel ingelijfd bij het Gilde van de kabouters", zegt ze lief. Daar sta ik, een blije kabouter van 1.85 meter.